Uitlopen (to leave) conjugation

Dutch
22 examples

Conjugation of uitlopen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
loop uit
I leave
loopt uit
you leave
loopt uit
he/she/it leaves
lopen uit
we leave
lopen uit
you all leave
lopen uit
they leave
Present perfect tense
heb uitgelopen
I have left
hebt uitgelopen
you have left
heeft uitgelopen
he/she/it has left
hebben uitgelopen
we have left
hebben uitgelopen
you all have left
hebben uitgelopen
they have left
Past tense
liep uit
I left
liep uit
you left
liep uit
he/she/it left
liepen uit
we left
liepen uit
you all left
liepen uit
they left
Future tense
zal uitlopen
I will leave
zult uitlopen
you will leave
zal uitlopen
he/she/it will leave
zullen uitlopen
we will leave
zullen uitlopen
you all will leave
zullen uitlopen
they will leave
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitlopen
I would leave
zou uitlopen
you would leave
zou uitlopen
he/she/it would leave
zouden uitlopen
we would leave
zouden uitlopen
you all would leave
zouden uitlopen
they would leave
Subjunctive mood
lope uit
I leave
lope uit
you leave
lope uit
he/she/it leave
lope uit
we leave
lope uit
you all leave
lope uit
they leave
Past perfect tense
had uitgelopen
I had left
had uitgelopen
you had left
had uitgelopen
he/she/it had left
hadden uitgelopen
we had left
hadden uitgelopen
you all had left
hadden uitgelopen
they had left
Future perf.
zal uitgelopen hebben
I will have left
zal uitgelopen hebben
you will have left
zal uitgelopen hebben
he/she/it will have left
zullen uitgelopen hebben
we will have left
zullen uitgelopen hebben
you all will have left
zullen uitgelopen hebben
they will have left
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgelopen hebben
I would have left
zou uitgelopen hebben
you would have left
zou uitgelopen hebben
he/she/it would have left
zouden uitgelopen hebben
we would have left
zouden uitgelopen hebben
you all would have left
zouden uitgelopen hebben
they would have left
Present bijzin tense
uitloop
I leave
uitloopt
you leave
uitloopt
he/she/it leaves
uitlopen
we leave
uitlopen
you all leave
uitlopen
they leave
Past bijzin tense
uitliep
I left
uitliep
you left
uitliep
he/she/it left
uitliepen
we left
uitliepen
you all left
uitliepen
they left
Future bijzin tense
zal uitlopen
I will leave
zult uitlopen
you will leave
zal uitlopen
he/she/it will leave
zullen uitlopen
we will leave
zullen uitlopen
you all will leave
zullen uitlopen
they will leave
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitlopen
I would leave
zou uitlopen
you would leave
zou uitlopen
he/she/it would leave
zouden uitlopen
we would leave
zouden uitlopen
you all would leave
zouden uitlopen
they would leave
Subjunctive bijzin mood
uitlope
I leave
uitlope
you leave
uitlope
he/she/it leave
uitlope
we leave
uitlope
you all leave
uitlope
they leave
Du
Ihr
Imperative mood
loop uit
leave
loopt uit
leave

Examples of uitlopen

Example in DutchTranslation in English
En jij moet niet telkens de kamer uitlopen als ik binnenkom.All right. You have to learn how to not leave every room l walk into.
Je zag hem die kamer uitlopen.Well, you saw him leave that room, didn't you?
Laten we ook maar niet samen het hotel uitlopen.Yes, you must be careful. Maybe we shouldn't even leave the hotel together.
Zag u iemand de flat uitlopen?Did you see anybody leave her apartment?
Dit loopt uit de hand Ik sta er op dat je vertrekt.This is getting out of hand. I insist you leave.
Tato is er langs. Haal 'n dokter. De keeper loopt uit.Tato looks good, he fakes, the goalie leaves his area.
- Tom is gewoon de film uitgelopen.Tom has left. He just walked right out.
Ik ben onmiddelijk het kantoor uitgelopen.I left the office immediately.
Is hij de film uitgelopen?He left the picture? Oh, my gosh.
Ze is wel 's de kamer uitgelopen, maar dan kwam ze terug.She's left the room before, but she's always come back.
-Hij liep uit autopsie weg.He didn't. He left autopsy.
Het liep uit de controle toen je wegging.Well, things got a little crazy after you left.
Hoewel je zult begrijpen, als ik die deur uitloop met je en je hier weggaat het volle gewicht van de NYPD op je neerkomt.Though you do understand, if I walk you out that door, and you leave here, it will be with the full weight of the NYPD coming down on you.
Als je die deur uitloopt en me hier zo achterlaat...If you walk out that door and leave me like this...
Dat is tien duizend dollar contant, als je dit restaurant met dat meisje uitloopt.That's 10000 cash if you leave this restaurant with that girl.
Een pogo is waar je vrienden over praten wanneer je de kamer uitloopt.A pogo is what your friends talk about when you leave the room.
Omdat jij de kamer uitloopt, is ons gesprek nog niet afgelopen.Just because you leave the room doesn't mean the conversation's over.
De manier waarop je het hotel uitliep.- The way you left the hotel... CORDELIA:
Die dame die net de winkel uitliep, heeft er ook een voor haar gekocht.We said: "What do you mean?" And she says... "Well, that woman who just left just bought her one. "
Ik had het nog toen ik de herberg uitliep.I definitely had it when I left the tavern.
Maar toen ik zijn gebouw uitliep, had ik bijna net zoiets moois:Eddie Morra having a threesome. But by the time I left his offices, I had something almost as good:
Nicky ging naar school, en keek hoe hij de straat uitliep, zoals gewoonlijk, en ik ging weer terug naar huis.- Well, Nicky left for school, And I-I watched him walk down the street, as usual, And, uh, started back to the house.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontlopen
outrun
uitkepen
do
uitkopen
boil
uitladen
unload
uitlaten
do
uitlenen
lend out
uitleven
let go
uitlezen
read
uitlogen
leach
uitloten
do
uitloven
promise
uitlozen
do
uitrapen
do
uittypen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'leave':

None found.
Learning languages?