Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

uitlogen

to leach

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of uitlogen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
loog uit
I leach
loogt uit
you leach
loogt uit
he/she/it leaches
logen uit
we leach
logen uit
you all leach
logen uit
they leach
Present perfect tense
heb uitgeloogd
I have leached
hebt uitgeloogd
you have leached
heeft uitgeloogd
he/she/it has leached
hebben uitgeloogd
we have leached
hebben uitgeloogd
you all have leached
hebben uitgeloogd
they have leached
Past tense
loogde uit
I leached
loogde uit
you leached
loogde uit
he/she/it leached
loogden uit
we leached
loogden uit
you all leached
loogden uit
they leached
Future tense
zal uitlogen
I will leach
zult uitlogen
you will leach
zal uitlogen
he/she/it will leach
zullen uitlogen
we will leach
zullen uitlogen
you all will leach
zullen uitlogen
they will leach
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitlogen
I would leach
zou uitlogen
you would leach
zou uitlogen
he/she/it would leach
zouden uitlogen
we would leach
zouden uitlogen
you all would leach
zouden uitlogen
they would leach
Subjunctive mood
loge uit
I leach
loge uit
you leach
loge uit
he/she/it leach
loge uit
we leach
loge uit
you all leach
loge uit
they leach
Past perfect tense
had uitgeloogd
I had leached
had uitgeloogd
you had leached
had uitgeloogd
he/she/it had leached
hadden uitgeloogd
we had leached
hadden uitgeloogd
you all had leached
hadden uitgeloogd
they had leached
Future perf.
zal uitgeloogd hebben
I will have leached
zal uitgeloogd hebben
you will have leached
zal uitgeloogd hebben
he/she/it will have leached
zullen uitgeloogd hebben
we will have leached
zullen uitgeloogd hebben
you all will have leached
zullen uitgeloogd hebben
they will have leached
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeloogd hebben
I would have leached
zou uitgeloogd hebben
you would have leached
zou uitgeloogd hebben
he/she/it would have leached
zouden uitgeloogd hebben
we would have leached
zouden uitgeloogd hebben
you all would have leached
zouden uitgeloogd hebben
they would have leached
Present bijzin tense
uitloog
I leach
uitloogt
you leach
uitloogt
he/she/it leaches
uitlogen
we leach
uitlogen
you all leach
uitlogen
they leach
Past bijzin tense
uitloogde
I leached
uitloogde
you leached
uitloogde
he/she/it leached
uitloogden
we leached
uitloogden
you all leached
uitloogden
they leached
Future bijzin tense
zal uitlogen
I will leach
zult uitlogen
you will leach
zal uitlogen
he/she/it will leach
zullen uitlogen
we will leach
zullen uitlogen
you all will leach
zullen uitlogen
they will leach
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitlogen
I would leach
zou uitlogen
you would leach
zou uitlogen
he/she/it would leach
zouden uitlogen
we would leach
zouden uitlogen
you all would leach
zouden uitlogen
they would leach
Subjunctive bijzin mood
uitloge
I leach
uitloge
you leach
uitloge
he/she/it leach
uitloge
we leach
uitloge
you all leach
uitloge
they leach
Du
Ihr
Imperative mood
loog uit
leach
loogt uit
leach