Uitkopen (to boil) conjugation

Dutch

Conjugation of uitkopen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
koop uit
I boil
koopt uit
you boil
koopt uit
he/she/it boils
kopen uit
we boil
kopen uit
you all boil
kopen uit
they boil
Present perfect tense
heb uitgekocht
I have boiled
hebt uitgekocht
you have boiled
heeft uitgekocht
he/she/it has boiled
hebben uitgekocht
we have boiled
hebben uitgekocht
you all have boiled
hebben uitgekocht
they have boiled
Past tense
kocht uit
I boiled
kocht uit
you boiled
kocht uit
he/she/it boiled
kochten uit
we boiled
kochten uit
you all boiled
kochten uit
they boiled
Future tense
zal uitkopen
I will boil
zult uitkopen
you will boil
zal uitkopen
he/she/it will boil
zullen uitkopen
we will boil
zullen uitkopen
you all will boil
zullen uitkopen
they will boil
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitkopen
I would boil
zou uitkopen
you would boil
zou uitkopen
he/she/it would boil
zouden uitkopen
we would boil
zouden uitkopen
you all would boil
zouden uitkopen
they would boil
Subjunctive mood
kope uit
I boil
kope uit
you boil
kope uit
he/she/it boil
kope uit
we boil
kope uit
you all boil
kope uit
they boil
Past perfect tense
had uitgekocht
I had boiled
had uitgekocht
you had boiled
had uitgekocht
he/she/it had boiled
hadden uitgekocht
we had boiled
hadden uitgekocht
you all had boiled
hadden uitgekocht
they had boiled
Future perf.
zal uitgekocht hebben
I will have boiled
zal uitgekocht hebben
you will have boiled
zal uitgekocht hebben
he/she/it will have boiled
zullen uitgekocht hebben
we will have boiled
zullen uitgekocht hebben
you all will have boiled
zullen uitgekocht hebben
they will have boiled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgekocht hebben
I would have boiled
zou uitgekocht hebben
you would have boiled
zou uitgekocht hebben
he/she/it would have boiled
zouden uitgekocht hebben
we would have boiled
zouden uitgekocht hebben
you all would have boiled
zouden uitgekocht hebben
they would have boiled
Present bijzin tense
uitkoop
I boil
uitkoopt
you boil
uitkoopt
he/she/it boils
uitkopen
we boil
uitkopen
you all boil
uitkopen
they boil
Past bijzin tense
uitkocht
I boiled
uitkocht
you boiled
uitkocht
he/she/it boiled
uitkochten
we boiled
uitkochten
you all boiled
uitkochten
they boiled
Future bijzin tense
zal uitkopen
I will boil
zult uitkopen
you will boil
zal uitkopen
he/she/it will boil
zullen uitkopen
we will boil
zullen uitkopen
you all will boil
zullen uitkopen
they will boil
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitkopen
I would boil
zou uitkopen
you would boil
zou uitkopen
he/she/it would boil
zouden uitkopen
we would boil
zouden uitkopen
you all would boil
zouden uitkopen
they would boil
Subjunctive bijzin mood
uitkope
I boil
uitkope
you boil
uitkope
he/she/it boil
uitkope
we boil
uitkope
you all boil
uitkope
they boil
Du
Ihr
Imperative mood
koop uit
boil
koopt uit
boil

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitkepen
do
uitkeren
do
uitkoken
boil
uitkomen
boil
uitlopen
leave
uitrapen
do
uittypen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitglijden
slip
uithozen
do
uitkeren
do
uitkerven
carve out
uitkiezen
choose
uitknobbelen
do
uitkomen
boil
uitkoteren
do
uitleveren
extradite
uitmonden
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'boil':

None found.
Learning languages?