Uitladen (to unload) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of uitladen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
laad uit
I unload
laadt uit
you unload
laadt uit
he/she/it unloads
laden uit
we unload
laden uit
you all unload
laden uit
they unload
Present perfect tense
heb uitgeladen
I have unloaded
hebt uitgeladen
you have unloaded
heeft uitgeladen
he/she/it has unloaded
hebben uitgeladen
we have unloaded
hebben uitgeladen
you all have unloaded
hebben uitgeladen
they have unloaded
Past tense
laadde uit
I unloaded
laadde uit
you unloaded
laadde uit
he/she/it unloaded
laadden uit
we unloaded
laadden uit
you all unloaded
laadden uit
they unloaded
Future tense
zal uitladen
I will unload
zult uitladen
you will unload
zal uitladen
he/she/it will unload
zullen uitladen
we will unload
zullen uitladen
you all will unload
zullen uitladen
they will unload
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitladen
I would unload
zou uitladen
you would unload
zou uitladen
he/she/it would unload
zouden uitladen
we would unload
zouden uitladen
you all would unload
zouden uitladen
they would unload
Subjunctive mood
lade uit
I unload
lade uit
you unload
lade uit
he/she/it unload
lade uit
we unload
lade uit
you all unload
lade uit
they unload
Past perfect tense
had uitgeladen
I had unloaded
had uitgeladen
you had unloaded
had uitgeladen
he/she/it had unloaded
hadden uitgeladen
we had unloaded
hadden uitgeladen
you all had unloaded
hadden uitgeladen
they had unloaded
Future perf.
zal uitgeladen hebben
I will have unloaded
zal uitgeladen hebben
you will have unloaded
zal uitgeladen hebben
he/she/it will have unloaded
zullen uitgeladen hebben
we will have unloaded
zullen uitgeladen hebben
you all will have unloaded
zullen uitgeladen hebben
they will have unloaded
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgeladen hebben
I would have unloaded
zou uitgeladen hebben
you would have unloaded
zou uitgeladen hebben
he/she/it would have unloaded
zouden uitgeladen hebben
we would have unloaded
zouden uitgeladen hebben
you all would have unloaded
zouden uitgeladen hebben
they would have unloaded
Present bijzin tense
uitlaad
I unload
uitlaadt
you unload
uitlaadt
he/she/it unloads
uitladen
we unload
uitladen
you all unload
uitladen
they unload
Past bijzin tense
uitlaadde
I unloaded
uitlaadde
you unloaded
uitlaadde
he/she/it unloaded
uitlaadden
we unloaded
uitlaadden
you all unloaded
uitlaadden
they unloaded
Future bijzin tense
zal uitladen
I will unload
zult uitladen
you will unload
zal uitladen
he/she/it will unload
zullen uitladen
we will unload
zullen uitladen
you all will unload
zullen uitladen
they will unload
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitladen
I would unload
zou uitladen
you would unload
zou uitladen
he/she/it would unload
zouden uitladen
we would unload
zouden uitladen
you all would unload
zouden uitladen
they would unload
Subjunctive bijzin mood
uitlade
I unload
uitlade
you unload
uitlade
he/she/it unload
uitlade
we unload
uitlade
you all unload
uitlade
they unload
Du
Ihr
Imperative mood
laad uit
unload
laadt uit
unload

Examples of uitladen

Example in DutchTranslation in English
- Anders kan ik niet uitladen.We gotta unload the furniture.
- Denk om je manieren. Help mama eens met uitladen.Get on over there and help unload your momma's stuff.
- Eerst moeten we 'n paar dingen uitladen.First we have to unload some things.
- Help hem uitladen.- Kid, help him unload.
- Ik begin met uitladen.- Come on. Hurry up. - I'll start unloading.
's Nachts worden er apen uitgeladen, meng je daartussen.Cargoes of apes are frequently unloaded at night. - You must try to infiltrate one ofthem. - But, Armando...
- De wagen is op Langley uitgeladen.We unloaded the truck on Langley.
- Er wordt niks uitgeladen op de kade.Containers aren't unloaded at the dock.
De visboer heeft alle vis mooi uitgeladen zoals je oma wilde.So the fish man successfully unloaded all the fish per your grandmother's request.
Dit moet worden uitgeladen.Get this stuff unloaded.
Wil je dat ik de auto uitlaad? - Niet nodig.- Want me to unload the truck?
En vertel me niet dat je het reeds uitlaadde.-Hey. Where is it? You better not tell me that you already unloaded it.
Ze vertelde ons dat je hun valiezen bij de villa uitlaadde na ze op de luchthaven opgepikt te hebben.She told us that you unloaded their bags here at the villa after picking them up at the airport.
We observeerden ze terwijl ze dit uitlaadden.I'm sure it will be. We had them under surveillance as they unloaded their cargo from a motor vessel offshore.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontladen
discharge
uitfaden
do
uitlaten
do
uitlenen
lend out
uitleven
let go
uitlezen
read
uitlogen
leach
uitlopen
leave
uitloten
do
uitloven
promise
uitlozen
do
uitnoden
do
uitreden
drove out

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uiteengaan
break up
uitklinken
decay
uitkrijsen
scream and shout
uitkristalliseren
crystallize
uitlachen
clean out
uitlangen
do
uitleven
let go
uitmalen
do
uitpalmen
do
uitpellen
weed

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'unload':

None found.
Learning languages?