Ontlopen (to outrun) conjugation

Dutch
9 examples

Conjugation of ontlopen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontloop
I outrun
ontloopt
you outrun
ontloopt
he/she/it outruns
ontlopen
we outrun
ontlopen
you all outrun
ontlopen
they outrun
Present perfect tense
ben ontlopen
I have outrun
bent ontlopen
you have outrun
is ontlopen
he/she/it has outrun
zijn ontlopen
we have outrun
zijn ontlopen
you all have outrun
zijn ontlopen
they have outrun
Past tense
ontliep
I outran
ontliep
you outran
ontliep
he/she/it outran
ontliepen
we outran
ontliepen
you all outran
ontliepen
they outran
Future tense
zal ontlopen
I will outrun
zult ontlopen
you will outrun
zal ontlopen
he/she/it will outrun
zullen ontlopen
we will outrun
zullen ontlopen
you all will outrun
zullen ontlopen
they will outrun
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontlopen
I would outrun
zou ontlopen
you would outrun
zou ontlopen
he/she/it would outrun
zouden ontlopen
we would outrun
zouden ontlopen
you all would outrun
zouden ontlopen
they would outrun
Subjunctive mood
ontlope
I outrun
ontlope
you outrun
ontlope
he/she/it outrun
ontlope
we outrun
ontlope
you all outrun
ontlope
they outrun
Past perfect tense
was ontlopen
I had outrun
was ontlopen
you had outrun
was ontlopen
he/she/it had outrun
waren ontlopen
we had outrun
waren ontlopen
you all had outrun
waren ontlopen
they had outrun
Future perf.
zal ontlopen zijn
I will have outrun
zal ontlopen zijn
you will have outrun
zal ontlopen zijn
he/she/it will have outrun
zullen ontlopen zijn
we will have outrun
zullen ontlopen zijn
you all will have outrun
zullen ontlopen zijn
they will have outrun
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontlopen zijn
I would have outrun
zou ontlopen zijn
you would have outrun
zou ontlopen zijn
he/she/it would have outrun
zouden ontlopen zijn
we would have outrun
zouden ontlopen zijn
you all would have outrun
zouden ontlopen zijn
they would have outrun
Du
Ihr
Imperative mood
ontloop
outrun
ontloopt
outrun

Examples of ontlopen

Example in DutchTranslation in English
"Mijn vertrouwen in de Aurelia is er omdat ze snel en licht is en stormen kan ontlopen die we zeker zullen tegenkomen."My faith in the Aurelia is that she is swift and light and can outrun the storms we will most certainly encounter.
- Als je ze niet kunt ontlopen...- If you can't outrun them...
- Hij denkt dat hij dit ding kan ontlopen.- He thinks he can outrun this thing.
- Ik kan ze niet ontlopen.- I can't outrun them. I can't outrun them.
- Ik kan ze ontlopen.- I can outrun 'em.
Een kogel ontloop je niet.It's hard to outrun a bullet.
En, zo ontloopt deze dronkaard, met een mes, mijn oude partner, Korsak.And, so, this drunk, with a knife, is outrunning my old partner, Korsak.
Kijken hoe Harrison Ford een rots ontloopt is oneindig veel belangrijker dan een onterechte veroordeling wegens moord.Okay, let's go. Watching Harrison Ford outrun a rock is infinitely more important than overturning a wrongful murder conviction.
Je ontliep een vloek?You outran a curse?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontkapen
do
ontladen
discharge
ontlaten
anneal
ontleden
dissect
ontlenen
borrow
ontleren
unlearn
uitlopen
leave

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

onderbelichten
underexpose
ondergaan
undergo
ontcijferen
decipher
ontgronden
do
ontkomen
escape
ontlasten
discharge
ontlokken
provoke
ontluchten
vent
ontnuchteren
sober up
ontraadselen
decipher

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'outrun':

None found.
Learning languages?