Zakken (to descend) conjugation

Dutch
13 examples

Conjugation of zakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zak
I descend
zakt
you descend
zakt
he/she/it descends
zakken
we descend
zakken
you all descend
zakken
they descend
Present perfect tense
ben gezakt
I have descended
bent gezakt
you have descended
is gezakt
he/she/it has descended
zijn gezakt
we have descended
zijn gezakt
you all have descended
zijn gezakt
they have descended
Past tense
zakte
I descended
zakte
you descended
zakte
he/she/it descended
zakten
we descended
zakten
you all descended
zakten
they descended
Future tense
zal zakken
I will descend
zult zakken
you will descend
zal zakken
he/she/it will descend
zullen zakken
we will descend
zullen zakken
you all will descend
zullen zakken
they will descend
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zakken
I would descend
zou zakken
you would descend
zou zakken
he/she/it would descend
zouden zakken
we would descend
zouden zakken
you all would descend
zouden zakken
they would descend
Subjunctive mood
zakke
I descend
zakke
you descend
zakke
he/she/it descend
zakke
we descend
zakke
you all descend
zakke
they descend
Past perfect tense
was gezakt
I had descended
was gezakt
you had descended
was gezakt
he/she/it had descended
waren gezakt
we had descended
waren gezakt
you all had descended
waren gezakt
they had descended
Future perf.
zal gezakt zijn
I will have descended
zal gezakt zijn
you will have descended
zal gezakt zijn
he/she/it will have descended
zullen gezakt zijn
we will have descended
zullen gezakt zijn
you all will have descended
zullen gezakt zijn
they will have descended
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gezakt zijn
I would have descended
zou gezakt zijn
you would have descended
zou gezakt zijn
he/she/it would have descended
zouden gezakt zijn
we would have descended
zouden gezakt zijn
you all would have descended
zouden gezakt zijn
they would have descended
Du
Ihr
Imperative mood
zak
descend
zakt
descend

Examples of zakken

Example in DutchTranslation in English
- Geen idee. We zakken nog steeds.We're still on course, still descending.
Dan moeten we vijftig meter zakken.Then we'II descend almost 50 meters, almost straight down.
En terwijl we de kist laten zakken laten we een duif los, die de ziel van Mr Calahan symboliseert. Op weg naar de mysterieuze andere wereld.At this moment, as the casket descends into the ground, we now release a white dove symbolizing Mr. Callahan's soul... passing on to the next world, to the mystery of the great beyond.
Ik laat je alleen voor twee minuten, en de wolven zakken af.I leave you alone for two minutes, and the wolves descend.
Ja, kijk ze eens zakken.Yes, look how they descend!
Arrogante zak.Condescending son of a...
Hij was een hooghartige zak.He was a condescending little prick.
Wees niet zo'n neerbuigende zak.Don't be such a condescending prick.
De ziel zakt steeds dieper naar het binnenste van de aarde. Hij wordt zuiverder en zuiverder. Tot hij verlichting bereikt in de kern.And so, at each death, the soul descends further into the inner earth, attaining ever greater levels of purification, reaching enlightenment at the core.
Een land dat al verlamd is door corruptie in een decennium van burgeroorlog zakt nog verder af in chaos.A country already crippled by corruption in a decade of civil war descends even further into chaos.
Eind september. Voor het eerst zakt de zon onder de horizon.At the end of September, the sun descends below the horizon for the first time.
Hij zakt. Hij zakt.It descends, it descends.
Naarmate we verder in het duister afdalen, loopt de druk op en zakt de temperatuur.As we descend into the darkness, the pressure builds, the temperature falls.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bakken
bake
bekken
do
bikken
do
bokken
sulk
bukken
stoop
dekken
cover
dikken
thick
dokken
cough up
fikken
do
fokken
breed
gakken
honk
gekken
do
gokken
gamble
hakken
cut
hikken
hiccup

Similar but longer

afzakken
saw
bezakken
do
inzakken
sag
nazakken
last drink
opzakken
do

Random

wegtrappen
spurn
wieberen
do
worstelen
flounder
wriggelen
squirm
zabbelen
do
zakendoen
do business
zaligen
descend
zekeren
belay
zetten
put
zieken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'descend':

None found.
Learning languages?