Inzakken (to sag) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of inzakken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zak in
I sag
zakt in
you sag
zakt in
he/she/it sags
zakken in
we sag
zakken in
you all sag
zakken in
they sag
Present perfect tense
ben ingezakt
I have sagged
bent ingezakt
you have sagged
is ingezakt
he/she/it has sagged
zijn ingezakt
we have sagged
zijn ingezakt
you all have sagged
zijn ingezakt
they have sagged
Past tense
zakte in
I sagged
zakte in
you sagged
zakte in
he/she/it sagged
zakten in
we sagged
zakten in
you all sagged
zakten in
they sagged
Future tense
zal inzakken
I will sag
zult inzakken
you will sag
zal inzakken
he/she/it will sag
zullen inzakken
we will sag
zullen inzakken
you all will sag
zullen inzakken
they will sag
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inzakken
I would sag
zou inzakken
you would sag
zou inzakken
he/she/it would sag
zouden inzakken
we would sag
zouden inzakken
you all would sag
zouden inzakken
they would sag
Subjunctive mood
zakke in
I sag
zakke in
you sag
zakke in
he/she/it sag
zakke in
we sag
zakke in
you all sag
zakke in
they sag
Past perfect tense
was ingezakt
I had sagged
was ingezakt
you had sagged
was ingezakt
he/she/it had sagged
waren ingezakt
we had sagged
waren ingezakt
you all had sagged
waren ingezakt
they had sagged
Future perf.
zal ingezakt zijn
I will have sagged
zal ingezakt zijn
you will have sagged
zal ingezakt zijn
he/she/it will have sagged
zullen ingezakt zijn
we will have sagged
zullen ingezakt zijn
you all will have sagged
zullen ingezakt zijn
they will have sagged
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingezakt zijn
I would have sagged
zou ingezakt zijn
you would have sagged
zou ingezakt zijn
he/she/it would have sagged
zouden ingezakt zijn
we would have sagged
zouden ingezakt zijn
you all would have sagged
zouden ingezakt zijn
they would have sagged
Present bijzin tense
inzak
I sag
inzakt
you sag
inzakt
he/she/it sags
inzakken
we sag
inzakken
you all sag
inzakken
they sag
Past bijzin tense
inzakte
I sagged
inzakte
you sagged
inzakte
he/she/it sagged
inzakten
we sagged
inzakten
you all sagged
inzakten
they sagged
Future bijzin tense
zal inzakken
I will sag
zult inzakken
you will sag
zal inzakken
he/she/it will sag
zullen inzakken
we will sag
zullen inzakken
you all will sag
zullen inzakken
they will sag
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inzakken
I would sag
zou inzakken
you would sag
zou inzakken
he/she/it would sag
zouden inzakken
we would sag
zouden inzakken
you all would sag
zouden inzakken
they would sag
Subjunctive bijzin mood
inzakke
I sag
inzakke
you sag
inzakke
he/she/it sag
inzakke
we sag
inzakke
you all sag
inzakke
they sag
Du
Ihr
Imperative mood
zak in
sag
zakt in
sag

Examples of inzakken

Example in DutchTranslation in English
Ja, ze hebben die mooie bedden die niet inzakken... en je krijgt een geweldig ontbijt in Norma Desmond-stijl.They've got those fancy beds that don't sag, and you're guaranteed a great Norma Desmond style breakfast the next morning.
Trek het harder aan of het zal inzakken.Pull it tighter or it'll sag.
Te zacht, het zakt in het midden in.- Yeah, too soft. It sags in the middle. - Yeah.
Bedoel je of Charlie en Alan weten dat het dak inzakt?Yes, yes. The roof. Really saggy.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afzakken
saw
bezakken
do
inbakken
do
indekken
hedge
indikken
thicken
inhakken
slash
inkakken
do
inlokken
lure you into
inpakken
pack up
inpekken
do
inpikken
pinch
inrukken
do
intikken
do
inzaaien
sow
inzinken
sink

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sag':

None found.
Learning languages?