Zakendoen (to do business) conjugation

Dutch
30 examples

Conjugation of zakendoen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
doe zaken
I do business
doet zaken
you do business
doet zaken
he/she/it does business
doen zaken
we do business
doen zaken
you all do business
doen zaken
they do business
Present perfect tense
heb zakengedaan
I have done business
hebt zakengedaan
you have done business
heeft zakengedaan
he/she/it has done business
hebben zakengedaan
we have done business
hebben zakengedaan
you all have done business
hebben zakengedaan
they have done business
Past tense
deed zaken
I did business
deed zaken
you did business
deed zaken
he/she/it did business
deden zaken
we did business
deden zaken
you all did business
deden zaken
they did business
Future tense
zal zakendoen
I will do business
zult zakendoen
you will do business
zal zakendoen
he/she/it will do business
zullen zakendoen
we will do business
zullen zakendoen
you all will do business
zullen zakendoen
they will do business
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zakendoen
I would do business
zou zakendoen
you would do business
zou zakendoen
he/she/it would do business
zouden zakendoen
we would do business
zouden zakendoen
you all would do business
zouden zakendoen
they would do business
Subjunctive mood
doe zaken
I do business
doe zaken
you do business
doe zaken
he/she/it do business
doe zaken
we do business
doe zaken
you all do business
doe zaken
they do business
Past perfect tense
had zakengedaan
I had done business
had zakengedaan
you had done business
had zakengedaan
he/she/it had done business
hadden zakengedaan
we had done business
hadden zakengedaan
you all had done business
hadden zakengedaan
they had done business
Future perf.
zal zakengedaan hebben
I will have done business
zal zakengedaan hebben
you will have done business
zal zakengedaan hebben
he/she/it will have done business
zullen zakengedaan hebben
we will have done business
zullen zakengedaan hebben
you all will have done business
zullen zakengedaan hebben
they will have done business
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou zakengedaan hebben
I would have done business
zou zakengedaan hebben
you would have done business
zou zakengedaan hebben
he/she/it would have done business
zouden zakengedaan hebben
we would have done business
zouden zakengedaan hebben
you all would have done business
zouden zakengedaan hebben
they would have done business
Present bijzin tense
zakendoe
I do business
zakendoet
you do business
zakendoet
he/she/it does business
zakendoen
we do business
zakendoen
you all do business
zakendoen
they do business
Past bijzin tense
zakendeed
I did business
zakendeed
you did business
zakendeed
he/she/it did business
zakendeden
we did business
zakendeden
you all did business
zakendeden
they did business
Future bijzin tense
zal zakendoen
I will do business
zult zakendoen
you will do business
zal zakendoen
he/she/it will do business
zullen zakendoen
we will do business
zullen zakendoen
you all will do business
zullen zakendoen
they will do business
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou zakendoen
I would do business
zou zakendoen
you would do business
zou zakendoen
he/she/it would do business
zouden zakendoen
we would do business
zouden zakendoen
you all would do business
zouden zakendoen
they would do business
Subjunctive bijzin mood
zakendoe
I do business
zakendoe
you do business
zakendoe
he/she/it do business
zakendoe
we do business
zakendoe
you all do business
zakendoe
they do business
Du
Ihr
Imperative mood
doe zaken
do business
doet zaken
do business

Examples of zakendoen

Example in DutchTranslation in English
Als deze schande bekend wordt kunnen we dan ooit nog met Ferengi's zakendoen?If our disgrace is made known, do you think we can ever do business with another Ferengi again?
Als ik u niet vertrouwde, kon ik met niemand zakendoen.If I could not trust you, I could not do business with anyone.
Daarom moet je nooit zakendoen met vrienden.- He's your best friend. That's a classic example of why you shouldn't do business with your friends.
Dan ben ik de grondlegger en iedereen zal met me willen zakendoen, zelfs mijn vader.And people will like it, and I'm going to be the father of this sport, and people are gonna be dying to do business with me, even my father.
Dan ga ik met andere naties zakendoen.I'm sure I can do business with one of your planet's other nation states.
- Ik doe zaken in heel 't land, agent Gibbs.I do business all over the country, Agent Gibbs.
Ik doe zaken in New York.I do business in New York.
Ik doe zaken in Osaka en Sakai.I do business in Osaka and Sakai.
Ik doe zaken in de wijde omgeving.I do business with a lot of different people in this general area.
Ik doe zaken in negen verschillende landen, maar vergeleken met jou, voel ik me een duizendjarige eik.- Okay. I do business in nine different countries, but compared to you, I feel like a thousand-year-old oak tree.
- Je doet zaken in 't buitenland.You do business overseas through multiple shell corporations.
Dus u doet zaken in Mali?So you do business in Mali?
En jij doet zaken met die man?And you do business with this man?
Je doet zaken met de Dohertys, klopt?You do business with the Dohertys, right?
Maximilian heeft het nodig als eten voor z'n troepen... en u doet zaken met hem.I understand Maximilian needs it to feed his troops... and you do business with Maximilian.
'Maar we doen zaken zoals altijd, goed?"But we'll do business as usual, okay? Call me."
De Mexicanen doen zaken met jouw bedrijf.The Mexicans will do business, but you'll be a corporation.
Die lui doen zaken tijdens 't golfen.Golf is how they do business.
Goed, we doen zaken.Alright, we will do business.
Grootse landen doen zaken met elkaar."After all, the business of great countries is to do business."
- Nou en? Mr Simmons, we hebben vaker zakengedaan.Mr. Simmons, we have done business in the past.
- Ja, Gredenko deed zaken... met BXJ Technologies, en vooral met jouw vader.Yeah, Gredenko did business with BXJ Technologies, specifically with your father.
Chase deed zaken met verdelgingsbedrijf AAA-1 Surekill.Chase did business with an exterminating company called AAA-1 Surekill.
Gredenko deed zaken met BXJ Technologies, en vooral met jouw vader.Gredenko did business with BXJ Technologies, specifically with your father.
Hij deed zaken met Tarkanian.He did business with Tarkanian.
Hij deed zaken met mijn man.He did business with my husband.
En we deden zaken met elkaar.And we did business together.
Mr. Bodine en Mr. Berman deden zaken met een kantoor in San Fernando, maar geen van beiden vertrouwden ze die samenwerking.Mr Bodine and Mr Berman did business with a San Fernando subdivision, but it was not an association either man trusted.
Ze deden zaken met elkaar.They did business together.
Weet je vrouw met welk soort mensen jij zakendoet?Hmm. And does your wife know what type of people you do business with?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

willigen
accede
witwassen
launder
wriggelen
squirm
wrokken
chafe
wrongelen
do
zaaien
sow
zagen
saw
zakken
descend
zeggen
say
zeilen
sail

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do business':

None found.
Learning languages?