Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Worstelen (to flounder) conjugation

Dutch
3 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
worstel
worstelt
worstelt
worstelen
worstelen
worstelen
Present perfect tense
heb geworsteld
hebt geworsteld
heeft geworsteld
hebben geworsteld
hebben geworsteld
hebben geworsteld
Past tense
worstelde
worstelde
worstelde
worstelden
worstelden
worstelden
Future tense
zal worstelen
zult worstelen
zal worstelen
zullen worstelen
zullen worstelen
zullen worstelen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou worstelen
zou worstelen
zou worstelen
zouden worstelen
zouden worstelen
zouden worstelen
Subjunctive mood
worstele
worstele
worstele
worstele
worstele
worstele
Past perfect tense
had geworsteld
had geworsteld
had geworsteld
hadden geworsteld
hadden geworsteld
hadden geworsteld
Future perf.
zal geworsteld hebben
zal geworsteld hebben
zal geworsteld hebben
zullen geworsteld hebben
zullen geworsteld hebben
zullen geworsteld hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geworsteld hebben
zou geworsteld hebben
zou geworsteld hebben
zouden geworsteld hebben
zouden geworsteld hebben
zouden geworsteld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
worstel
worstelt

Examples of worstelen

Example in DutchTranslation in English
Dit is waar worstelen naar smaakt.This is what floundering tastes like.
Jouw zoon is aan het worstelen.Your son is floundering.
Lieverd, we willen liever niet zien dat je worstelt en jeswerklust verliest.Honey, we just don't want to see you lose momentum and flounder.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

borstelen
brush

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

wegvluchten
flee
whisten
whist
wijsmaken
make believe
wijzen
point
winden
wind
worgen
strangle
wortelen
flounder
wreken
revenge
zagen
saw
zegelen
seal

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'flounder':

None found.