Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Zekeren (to belay) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zeker
zekert
zekert
zekeren
zekeren
zekeren
Present perfect tense
heb gezekerd
hebt gezekerd
heeft gezekerd
hebben gezekerd
hebben gezekerd
hebben gezekerd
Past tense
zekerde
zekerde
zekerde
zekerden
zekerden
zekerden
Future tense
zal zekeren
zult zekeren
zal zekeren
zullen zekeren
zullen zekeren
zullen zekeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou zekeren
zou zekeren
zou zekeren
zouden zekeren
zouden zekeren
zouden zekeren
Subjunctive mood
zekere
zekere
zekere
zekere
zekere
zekere
Past perfect tense
had gezekerd
had gezekerd
had gezekerd
hadden gezekerd
hadden gezekerd
hadden gezekerd
Future perf.
zal gezekerd hebben
zal gezekerd hebben
zal gezekerd hebben
zullen gezekerd hebben
zullen gezekerd hebben
zullen gezekerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gezekerd hebben
zou gezekerd hebben
zou gezekerd hebben
zouden gezekerd hebben
zouden gezekerd hebben
zouden gezekerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
zeker
zekert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afkeren
turn away
akkeren
do
ankeren
anchor
bakeren
swaddle
bekeren
convert
imkeren
do
inkeren
do
jokeren
do
mokeren
do
omkeren
turn around
pikeren
pipe
pokeren
poke the fire
rokeren
castle
zeveren
slaver
zomeren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'belay':

None found.