Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Schikken (to suit) conjugation

Dutch
17 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schik
schikt
schikt
schikken
schikken
schikken
Present perfect tense
heb geschikt
hebt geschikt
heeft geschikt
hebben geschikt
hebben geschikt
hebben geschikt
Past tense
schikte
schikte
schikte
schikten
schikten
schikten
Future tense
zal schikken
zult schikken
zal schikken
zullen schikken
zullen schikken
zullen schikken
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou schikken
zou schikken
zou schikken
zouden schikken
zouden schikken
zouden schikken
Subjunctive mood
schikke
schikke
schikke
schikke
schikke
schikke
Past perfect tense
had geschikt
had geschikt
had geschikt
hadden geschikt
hadden geschikt
hadden geschikt
Future perf.
zal geschikt hebben
zal geschikt hebben
zal geschikt hebben
zullen geschikt hebben
zullen geschikt hebben
zullen geschikt hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geschikt hebben
zou geschikt hebben
zou geschikt hebben
zouden geschikt hebben
zouden geschikt hebben
zouden geschikt hebben
Du
Ihr
Imperative mood
schik
schikt

Examples of schikken

Example in DutchTranslation in English
- Hallie, ik meen het. Ze accepteert hun ontslag niet en ze wil niet schikken.- Hallie, I'm telling you, she won't accept their resignations and she won't settle the suit.
- Vijf zaken schikken is duur.- Expensive to fend off five lawsuits.
- Zelfs nu. We praten alleen als het jou belieft. Ik moet me naar jou schikken.We only ever talk when it suits you, on your terms, and I better get on board or get out of the way.
Als je refereert aan het Mackenzie proces, zij vroegen tegen mijn advies in om te schikken.Listen. If you are referring to the Mackenzie suit, they asked me to settle against my counsel.
Daarom adviseerde ze hem, een half miljoen dollar te betalen, om een overlast klacht te schikken buiten de rechtbank om.That's why she advised him to pay half a million dollars to settle a nuisance suit out of court.
Dus omdat ik minder tijd heb dan ik had gehoopt ben ik niet van plan die tijd te verdoen in een rechtszaak. Dus schik ik.I don't intend to waste that time fighting a lawsuit, so I'll settle.
Dat schikt uitstekend.Good. That will suit admirably.
De stilte van Argelouse die Panjzenaars niet schikt.The silence of Argelouse which doesn't suit Parisians.
En hoe laat schikt het u?And what time it suit you?
Handje contantje, als dat schikt.Cash in hand. If that suits.
Ik ga zitten als het mij schikt, niet eerder.I shall be seated, William, when it suits me and not before.
"Ik ken de omstandigheden niet van het uit elkaar gaan met Pennilyn... "maar ik geloof nog steeds... "dat ze veel beter geschikt is voor jou dan Emily.I don't know the circumstances surrounding your breakup with Pennilyn Lott, but it is still my belief that she is much better suited for you than Emily.
"M'n kleren waren niet geschikt voor toekomstige inspanningen."I knew my ill-fitting clothes were unsuited to the exertions that lay before me.
"Zijn gelimiteerde inzicht... en zijn ondergeschikte houding... naar autoriteit... maken hem bijzonder geschikt... om de missie in kwestie... met succes te volbrengen.""His dwarfed understanding and his submissive attitude to... authority... make him specially suited... to accomplish the activity in question... to a high level."
'Jane's huis was beter geschikt voor een familie van vier,'"Jane's house was more suited for a family of four
- 't is Duidelijk, dat jij niet geschikt bent voor drie-dimensioneel schaken.- Obviously, you're not well suited for three-dimensional chess.
Dat schikte jou wel, niet?And it suited you, didn't it?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ophikken
do
schenken
give
scheuken
do
schieten
shoot
schiften
divide
schijnen
target shooting
schijten
shit
schillen
peel
schimpen
jeer
schokken
shock
schurken
do
strikken
do

Similar but longer

beschikken
arrange
inschikken
do
opschikken
rig out
schrikken
scare

Random

schaffelen
purchase stacking
schamen
be ashamed
scharren
scrape
schelden
curse
schelen
make a difference
scheuren
tear
schijten
shit
schilderen
paint
schoeien
shoe
scholpen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'suit':

None found.