Opschikken (to rig out) conjugation

Dutch

Conjugation of opschikken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
schik op
I rig out
schikt op
you rig out
schikt op
he/she/it rigs out
schikken op
we rig out
schikken op
you all rig out
schikken op
they rig out
Present perfect tense
heb opgeschikt
I have rigged out
hebt opgeschikt
you have rigged out
heeft opgeschikt
he/she/it has rigged out
hebben opgeschikt
we have rigged out
hebben opgeschikt
you all have rigged out
hebben opgeschikt
they have rigged out
Past tense
schikte op
I rigged out
schikte op
you rigged out
schikte op
he/she/it rigged out
schikten op
we rigged out
schikten op
you all rigged out
schikten op
they rigged out
Future tense
zal opschikken
I will rig out
zult opschikken
you will rig out
zal opschikken
he/she/it will rig out
zullen opschikken
we will rig out
zullen opschikken
you all will rig out
zullen opschikken
they will rig out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opschikken
I would rig out
zou opschikken
you would rig out
zou opschikken
he/she/it would rig out
zouden opschikken
we would rig out
zouden opschikken
you all would rig out
zouden opschikken
they would rig out
Subjunctive mood
schikke op
I rig out
schikke op
you rig out
schikke op
he/she/it rig out
schikke op
we rig out
schikke op
you all rig out
schikke op
they rig out
Past perfect tense
had opgeschikt
I had rigged out
had opgeschikt
you had rigged out
had opgeschikt
he/she/it had rigged out
hadden opgeschikt
we had rigged out
hadden opgeschikt
you all had rigged out
hadden opgeschikt
they had rigged out
Future perf.
zal opgeschikt hebben
I will have rigged out
zal opgeschikt hebben
you will have rigged out
zal opgeschikt hebben
he/she/it will have rigged out
zullen opgeschikt hebben
we will have rigged out
zullen opgeschikt hebben
you all will have rigged out
zullen opgeschikt hebben
they will have rigged out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgeschikt hebben
I would have rigged out
zou opgeschikt hebben
you would have rigged out
zou opgeschikt hebben
he/she/it would have rigged out
zouden opgeschikt hebben
we would have rigged out
zouden opgeschikt hebben
you all would have rigged out
zouden opgeschikt hebben
they would have rigged out
Present bijzin tense
opschik
I rig out
opschikt
you rig out
opschikt
he/she/it rigs out
opschikken
we rig out
opschikken
you all rig out
opschikken
they rig out
Past bijzin tense
opschikte
I rigged out
opschikte
you rigged out
opschikte
he/she/it rigged out
opschikten
we rigged out
opschikten
you all rigged out
opschikten
they rigged out
Future bijzin tense
zal opschikken
I will rig out
zult opschikken
you will rig out
zal opschikken
he/she/it will rig out
zullen opschikken
we will rig out
zullen opschikken
you all will rig out
zullen opschikken
they will rig out
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opschikken
I would rig out
zou opschikken
you would rig out
zou opschikken
he/she/it would rig out
zouden opschikken
we would rig out
zouden opschikken
you all would rig out
zouden opschikken
they would rig out
Subjunctive bijzin mood
opschikke
I rig out
opschikke
you rig out
opschikke
he/she/it rig out
opschikke
we rig out
opschikke
you all rig out
opschikke
they rig out
Du
Ihr
Imperative mood
schik op
rig out
schikt op
rig out

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

beschikken
arrange
inschikken
do
opschenken
brew
opschieten
hurry up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rig out':

None found.
Learning languages?