Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Formeren (to format) conjugation

Dutch
4 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
formeer
formeert
formeert
formeren
formeren
formeren
Present perfect tense
heb geformeerd
hebt geformeerd
heeft geformeerd
hebben geformeerd
hebben geformeerd
hebben geformeerd
Past tense
formeerde
formeerde
formeerde
formeerden
formeerden
formeerden
Future tense
zal formeren
zult formeren
zal formeren
zullen formeren
zullen formeren
zullen formeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou formeren
zou formeren
zou formeren
zouden formeren
zouden formeren
zouden formeren
Subjunctive mood
formere
formere
formere
formere
formere
formere
Past perfect tense
had geformeerd
had geformeerd
had geformeerd
hadden geformeerd
hadden geformeerd
hadden geformeerd
Future perf.
zal geformeerd hebben
zal geformeerd hebben
zal geformeerd hebben
zullen geformeerd hebben
zullen geformeerd hebben
zullen geformeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geformeerd hebben
zou geformeerd hebben
zou geformeerd hebben
zouden geformeerd hebben
zouden geformeerd hebben
zouden geformeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
formeer
formeert

Examples of formeren

Example in DutchTranslation in English
"We formeren een tweepartijdige Blue Ribbon Commissie om opties te bestuderen voor Sociale Zekerheid.""We're announcing the formation of a bipartisan Blue Ribbon Commission to study options with regard to Social Security. "
De legioenen zijn geroepen zich te formeren.The legions have been called to formation.
Roosevelt zo hun best deden om een United Nations te formeren als vervanging van de Volkerenbond.Roosevelt pushed so hard for the formation of a United Nations to replace the League of Nations.
Zij kon ons in formeren.I thought she'd give us in formation.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

foeteren
groan
folteren
torture
fonceren
do
forceren
force
marmeren
marble
normeren
standardize

Similar but longer

deformeren
deflect
formuleren
formulate
informeren
inform
reformeren
reform

Random

flaneren
do
flonkeren
scintillate
flossen
floss
fluctueren
fluctuate
formaliseren
formalize
formatteren
format
formuleren
formulate
frequenteren
freewheel
functioneren
function
gakken
honk

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'format':

None found.