Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Flonkeren (to scintillate) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
flonker
flonkert
flonkert
flonkeren
flonkeren
flonkeren
Present perfect tense
heb geflonkerd
hebt geflonkerd
heeft geflonkerd
hebben geflonkerd
hebben geflonkerd
hebben geflonkerd
Past tense
flonkerde
flonkerde
flonkerde
flonkerden
flonkerden
flonkerden
Future tense
zal flonkeren
zult flonkeren
zal flonkeren
zullen flonkeren
zullen flonkeren
zullen flonkeren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou flonkeren
zou flonkeren
zou flonkeren
zouden flonkeren
zouden flonkeren
zouden flonkeren
Subjunctive mood
flonkere
flonkere
flonkere
flonkere
flonkere
flonkere
Past perfect tense
had geflonkerd
had geflonkerd
had geflonkerd
hadden geflonkerd
hadden geflonkerd
hadden geflonkerd
Future perf.
zal geflonkerd hebben
zal geflonkerd hebben
zal geflonkerd hebben
zullen geflonkerd hebben
zullen geflonkerd hebben
zullen geflonkerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geflonkerd hebben
zou geflonkerd hebben
zou geflonkerd hebben
zouden geflonkerd hebben
zouden geflonkerd hebben
zouden geflonkerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
flonker
flonkert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

flakkeren
flare
flankeren
flank
flikkeren
flicker
flodderen
mess
frankeren
frank

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'scintillate':

None found.