Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Frequenteren (to freewheel) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
frequenteer
frequenteert
frequenteert
frequenteren
frequenteren
frequenteren
Present perfect tense
heb gefrequenteerd
hebt gefrequenteerd
heeft gefrequenteerd
hebben gefrequenteerd
hebben gefrequenteerd
hebben gefrequenteerd
Past tense
frequenteerde
frequenteerde
frequenteerde
frequenteerden
frequenteerden
frequenteerden
Future tense
zal frequenteren
zult frequenteren
zal frequenteren
zullen frequenteren
zullen frequenteren
zullen frequenteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou frequenteren
zou frequenteren
zou frequenteren
zouden frequenteren
zouden frequenteren
zouden frequenteren
Subjunctive mood
frequentere
frequentere
frequentere
frequentere
frequentere
frequentere
Past perfect tense
had gefrequenteerd
had gefrequenteerd
had gefrequenteerd
hadden gefrequenteerd
hadden gefrequenteerd
hadden gefrequenteerd
Future perf.
zal gefrequenteerd hebben
zal gefrequenteerd hebben
zal gefrequenteerd hebben
zullen gefrequenteerd hebben
zullen gefrequenteerd hebben
zullen gefrequenteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefrequenteerd hebben
zou gefrequenteerd hebben
zou gefrequenteerd hebben
zouden gefrequenteerd hebben
zouden gefrequenteerd hebben
zouden gefrequenteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
frequenteer
frequenteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

fonceren
do
formuleren
formulate
fragmenteren
do
fraseren
frank
frazelen
do
freewheelen
freewheel
fretten
ferret
frommelen
crease
galvaniseren
galvanize
gangbangen
gang banging

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'freewheel':

None found.