Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Excuseren (to excuse) conjugation

Dutch
22 examples

Conjugation of excuseren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
excuseer
I excuse
excuseert
you excuse
excuseert
he/she/it excuses
excuseren
we excuse
excuseren
you all excuse
excuseren
they excuse
Present perfect tense
heb geëxcuseerd
I have excused
hebt geëxcuseerd
you have excused
heeft geëxcuseerd
he/she/it has excused
hebben geëxcuseerd
we have excused
hebben geëxcuseerd
you all have excused
hebben geëxcuseerd
they have excused
Past tense
excuseerde
I excused
excuseerde
you excused
excuseerde
he/she/it excused
excuseerden
we excused
excuseerden
you all excused
excuseerden
they excused
Future tense
zal excuseren
I will excuse
zult excuseren
you will excuse
zal excuseren
he/she/it will excuse
zullen excuseren
we will excuse
zullen excuseren
you all will excuse
zullen excuseren
they will excuse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou excuseren
I would excuse
zou excuseren
you would excuse
zou excuseren
he/she/it would excuse
zouden excuseren
we would excuse
zouden excuseren
you all would excuse
zouden excuseren
they would excuse
Subjunctive mood
excusere
I excuse
excusere
you excuse
excusere
he/she/it excuse
excusere
we excuse
excusere
you all excuse
excusere
they excuse
Past perfect tense
had geëxcuseerd
I had excused
had geëxcuseerd
you had excused
had geëxcuseerd
he/she/it had excused
hadden geëxcuseerd
we had excused
hadden geëxcuseerd
you all had excused
hadden geëxcuseerd
they had excused
Future perf.
zal geëxcuseerd hebben
I will have excused
zal geëxcuseerd hebben
you will have excused
zal geëxcuseerd hebben
he/she/it will have excused
zullen geëxcuseerd hebben
we will have excused
zullen geëxcuseerd hebben
you all will have excused
zullen geëxcuseerd hebben
they will have excused
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëxcuseerd hebben
I would have excused
zou geëxcuseerd hebben
you would have excused
zou geëxcuseerd hebben
he/she/it would have excused
zouden geëxcuseerd hebben
we would have excused
zouden geëxcuseerd hebben
you all would have excused
zouden geëxcuseerd hebben
they would have excused
Du
Ihr
Imperative mood
excuseer
excuse
excuseert
excuse

Examples of excuseren

Example in DutchTranslation in English
- Absoluut, dames, als jullie me even excuseren, dan denk ik dat ik zo een antwoord voor jullie heb.Ladies, if you'll excuse me for a moment, I think I'll have an answer for you very shortly. Ah.
- Als je me even wil excuseren, ik moet een taart halen waarvan jullie zullen houden.Well, if you'll excuse me, I am going to go get a pie that you are going to love.
- Als je me wil excuseren...- You'll have to excuse me...
- Als je me wilt excuseren, miss Udinov.If you'll excuse me, miss Udinov.
- Als je me wilt excuseren...Yes. Well... If you will excuse me.
"Beste mevrouw Anderson... excuseer Ryce uit klassen op maandag, dinsdag en donderdag... want ze moet naar de dokter allergie schoten ondergetekende, George M. Newton. ""Dear Miss Anderson... please excuse Ryce from classes on Monday, Tuesday and Thursday... because she has to go to the doctor's to get allergy shots. yours truly, George M. Newton."
"Nou, excuseer me, wat?"It's over." "Well, excuse me, what?"
"We zeggen 'dank je', we zeggen 'alsjeblieft' en 'excuseer me', als we niezen.Oh! "We say 'thank you, ' we say 'please, ' and 'excuse me, ' when we sneeze.
"excuseer mijn brutaalheid, miss, maar ik heb het idee dat u dit heeft laten vallen.""excuse my intrusion, miss, but I think you might have dropped this."
- $961. Op dit punt, excuseer ik de getuige en roep ik Mr. McNamara naar de getuigenbank.At this point, I excuse the witness, and I'd like to call John McNamara to the stand.
- Het was zo. Als je me excuseert, ik voel me niet goed.If you'll excuse me, I'm not feeling well.
-Heren‚ excuseert u ons.- Gentlemen, please excuse us.
Agent Bauer, excuseert u mij, maar uw dochter belt u op.Agent Bauer, excuse me, but there's a call for you from your daughter.
Ah, de steenhouwer is er, excuseert u mij.Ah, the stonemason's here, if you'll excuse me.
Als je me dus excuseert.So, if you'll just excuse me.
- Ja, ik moet ook even geëxcuseerd worden.- Yes, I too need to be excused.
- Je bent geëxcuseerd.-You're excused. Thank you.
- U bent geëxcuseerd, meneer.You are excused, sir.
Ben ik geëxcuseerd?Am I excused?
Hij kroop de buis uit, verplaatste zich hierheen excuseerde zich, zag uw verbijstering...Presto. He then crawled back out of the tube, accessed the holo- emitters, transferred here, excused the Romulan, saw the dumbfounded look on his comrade's face...
Je bedankte hem met een zeer diepe stem. En daarna excuseerde je je en ging je naar je eigen kantoor, deed de deur dicht en huilde je.You thanked him, making your voice very deep then you excused yourself and you went into your own office closed the door and you wept.
Ze excuseerde zich en ging naar een tafeltje verderop.She excused herself and went to this table in the next room.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

accuseren
do
exciteren
do
exposeren
exhibit

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'excuse':

None found.