Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Examineren (to examine) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
examineer
examineert
examineert
examineren
examineren
examineren
Present perfect tense
heb geëxamineerd
hebt geëxamineerd
heeft geëxamineerd
hebben geëxamineerd
hebben geëxamineerd
hebben geëxamineerd
Past tense
examineerde
examineerde
examineerde
examineerden
examineerden
examineerden
Future tense
zal examineren
zult examineren
zal examineren
zullen examineren
zullen examineren
zullen examineren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou examineren
zou examineren
zou examineren
zouden examineren
zouden examineren
zouden examineren
Subjunctive mood
examinere
examinere
examinere
examinere
examinere
examinere
Past perfect tense
had geëxamineerd
had geëxamineerd
had geëxamineerd
hadden geëxamineerd
hadden geëxamineerd
hadden geëxamineerd
Future perf.
zal geëxamineerd hebben
zal geëxamineerd hebben
zal geëxamineerd hebben
zullen geëxamineerd hebben
zullen geëxamineerd hebben
zullen geëxamineerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geëxamineerd hebben
zou geëxamineerd hebben
zou geëxamineerd hebben
zouden geëxamineerd hebben
zouden geëxamineerd hebben
zouden geëxamineerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
examineer
examineert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

elimineren
elide

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

eclipseren
eclipse honor
emigreren
emigrate
engageren
engage
ensceneren
stag
epibreren
do
europeaniseren
europeanize
exalteren
exalt
excelleren
excel
exploderen
explode
ezelen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'examine':

None found.