Afhuren (to do) conjugation

Dutch
2 examples

Conjugation of afhuren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
huur af
I do
huurt af
you do
huurt af
he/she/it does
huren af
we do
huren af
you all do
huren af
they do
Present perfect tense
heb afgehuurd
I have done
hebt afgehuurd
you have done
heeft afgehuurd
he/she/it has done
hebben afgehuurd
we have done
hebben afgehuurd
you all have done
hebben afgehuurd
they have done
Past tense
huurde af
I did
huurde af
you did
huurde af
he/she/it did
huurden af
we did
huurden af
you all did
huurden af
they did
Future tense
zal afhuren
I will do
zult afhuren
you will do
zal afhuren
he/she/it will do
zullen afhuren
we will do
zullen afhuren
you all will do
zullen afhuren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afhuren
I would do
zou afhuren
you would do
zou afhuren
he/she/it would do
zouden afhuren
we would do
zouden afhuren
you all would do
zouden afhuren
they would do
Subjunctive mood
hure af
I do
hure af
you do
hure af
he/she/it do
hure af
we do
hure af
you all do
hure af
they do
Past perfect tense
had afgehuurd
I had done
had afgehuurd
you had done
had afgehuurd
he/she/it had done
hadden afgehuurd
we had done
hadden afgehuurd
you all had done
hadden afgehuurd
they had done
Future perf.
zal afgehuurd hebben
I will have done
zal afgehuurd hebben
you will have done
zal afgehuurd hebben
he/she/it will have done
zullen afgehuurd hebben
we will have done
zullen afgehuurd hebben
you all will have done
zullen afgehuurd hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgehuurd hebben
I would have done
zou afgehuurd hebben
you would have done
zou afgehuurd hebben
he/she/it would have done
zouden afgehuurd hebben
we would have done
zouden afgehuurd hebben
you all would have done
zouden afgehuurd hebben
they would have done
Present bijzin tense
afhuur
I do
afhuurt
you do
afhuurt
he/she/it does
afhuren
we do
afhuren
you all do
afhuren
they do
Past bijzin tense
afhuurde
I did
afhuurde
you did
afhuurde
he/she/it did
afhuurden
we did
afhuurden
you all did
afhuurden
they did
Future bijzin tense
zal afhuren
I will do
zult afhuren
you will do
zal afhuren
he/she/it will do
zullen afhuren
we will do
zullen afhuren
you all will do
zullen afhuren
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afhuren
I would do
zou afhuren
you would do
zou afhuren
he/she/it would do
zouden afhuren
we would do
zouden afhuren
you all would do
zouden afhuren
they would do
Subjunctive bijzin mood
afhure
I do
afhure
you do
afhure
he/she/it do
afhure
we do
afhure
you all do
afhure
they do
Du
Ihr
Imperative mood
huur af
do
huurt af
do

Examples of afhuren

Example in DutchTranslation in English
Ik kan de vuilnisbelt beter afhuren.I'll have to rent a downstore for all this stuff.
Als iemand bijvoorbeeld 'n hotel afhuurt in Cap d'Antibes in Frankrijk, het hele seizoen, zodat hij er zeker twee weken terecht kan, en als iemand anders dat niet stilhoudt, zouden mensen in Zuid-Amerika dat wel eens kunnen lezen.If, for instance, somebody rents a whole hotel at Cap d'Antibes, France for the entire season, just to make sure he can have it the last two weeks in August and if somebody else doesn't keep it quiet people might read about it in cafés in certain South American cities

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afgeren
do
afhaken
unhook
afhalen
pick up
afharen
do
afhogen
do
afhoren
do
afkeren
turn away
afleren
do
afmeren
moor
afmuren
do
afteren
do
afturen
do
afvaren
depart
afvuren
fire
afweren
deflect

Similar but longer

afschuren
abrade

Random

absenteren
absent honor
afdansen
do
affecteren
affect
affineren
affiliate
affluiten
do
afhuiven
unhood
afjagen
hunt
afkleden
do
afklemmen
disconnect
afklokken
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?