Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Affluiten (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of affluiten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fluit af
I do
fluit af
you do
fluit af
he/she/it does
fluiten af
we do
fluiten af
you all do
fluiten af
they do
Present perfect tense
heb afgefloten
I have done
hebt afgefloten
you have done
heeft afgefloten
he/she/it has done
hebben afgefloten
we have done
hebben afgefloten
you all have done
hebben afgefloten
they have done
Past tense
floot af
I did
floot af
you did
floot af
he/she/it did
floten af
we did
floten af
you all did
floten af
they did
Future tense
zal affluiten
I will do
zult affluiten
you will do
zal affluiten
he/she/it will do
zullen affluiten
we will do
zullen affluiten
you all will do
zullen affluiten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou affluiten
I would do
zou affluiten
you would do
zou affluiten
he/she/it would do
zouden affluiten
we would do
zouden affluiten
you all would do
zouden affluiten
they would do
Subjunctive mood
fluite af
I do
fluite af
you do
fluite af
he/she/it do
fluite af
we do
fluite af
you all do
fluite af
they do
Past perfect tense
had afgefloten
I had done
had afgefloten
you had done
had afgefloten
he/she/it had done
hadden afgefloten
we had done
hadden afgefloten
you all had done
hadden afgefloten
they had done
Future perf.
zal afgefloten hebben
I will have done
zal afgefloten hebben
you will have done
zal afgefloten hebben
he/she/it will have done
zullen afgefloten hebben
we will have done
zullen afgefloten hebben
you all will have done
zullen afgefloten hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgefloten hebben
I would have done
zou afgefloten hebben
you would have done
zou afgefloten hebben
he/she/it would have done
zouden afgefloten hebben
we would have done
zouden afgefloten hebben
you all would have done
zouden afgefloten hebben
they would have done
Present bijzin tense
affluit
I do
affluit
you do
affluit
he/she/it does
affluiten
we do
affluiten
you all do
affluiten
they do
Past bijzin tense
affloot
I did
affloot
you did
affloot
he/she/it did
affloten
we did
affloten
you all did
affloten
they did
Future bijzin tense
zal affluiten
I will do
zult affluiten
you will do
zal affluiten
he/she/it will do
zullen affluiten
we will do
zullen affluiten
you all will do
zullen affluiten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou affluiten
I would do
zou affluiten
you would do
zou affluiten
he/she/it would do
zouden affluiten
we would do
zouden affluiten
you all would do
zouden affluiten
they would do
Subjunctive bijzin mood
affluite
I do
affluite
you do
affluite
he/she/it do
affluite
we do
affluite
you all do
affluite
they do
Du
Ihr
Imperative mood
fluit af
do
fluit af
do

Examples of affluiten

Example in DutchTranslation in English
Van Gordon McCleod mag ie nu affluiten.You can blow the whistle any old time, says Gordon McCleod.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afsluiten
do
afsnuiten
quarry
afspuiten
spray
afstuiten
rebound
nafluiten
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.