Afmeren (to moor) conjugation

Dutch
7 examples

Conjugation of afmeren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
meer af
I moor
meert af
you moor
meert af
he/she/it moors
meren af
we moor
meren af
you all moor
meren af
they moor
Present perfect tense
heb afgemeerd
I have moored
hebt afgemeerd
you have moored
heeft afgemeerd
he/she/it has moored
hebben afgemeerd
we have moored
hebben afgemeerd
you all have moored
hebben afgemeerd
they have moored
Past tense
meerde af
I moored
meerde af
you moored
meerde af
he/she/it moored
meerden af
we moored
meerden af
you all moored
meerden af
they moored
Future tense
zal afmeren
I will moor
zult afmeren
you will moor
zal afmeren
he/she/it will moor
zullen afmeren
we will moor
zullen afmeren
you all will moor
zullen afmeren
they will moor
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afmeren
I would moor
zou afmeren
you would moor
zou afmeren
he/she/it would moor
zouden afmeren
we would moor
zouden afmeren
you all would moor
zouden afmeren
they would moor
Subjunctive mood
mere af
I moor
mere af
you moor
mere af
he/she/it moor
mere af
we moor
mere af
you all moor
mere af
they moor
Past perfect tense
had afgemeerd
I had moored
had afgemeerd
you had moored
had afgemeerd
he/she/it had moored
hadden afgemeerd
we had moored
hadden afgemeerd
you all had moored
hadden afgemeerd
they had moored
Future perf.
zal afgemeerd hebben
I will have moored
zal afgemeerd hebben
you will have moored
zal afgemeerd hebben
he/she/it will have moored
zullen afgemeerd hebben
we will have moored
zullen afgemeerd hebben
you all will have moored
zullen afgemeerd hebben
they will have moored
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgemeerd hebben
I would have moored
zou afgemeerd hebben
you would have moored
zou afgemeerd hebben
he/she/it would have moored
zouden afgemeerd hebben
we would have moored
zouden afgemeerd hebben
you all would have moored
zouden afgemeerd hebben
they would have moored
Present bijzin tense
afmeer
I moor
afmeert
you moor
afmeert
he/she/it moors
afmeren
we moor
afmeren
you all moor
afmeren
they moor
Past bijzin tense
afmeerde
I moored
afmeerde
you moored
afmeerde
he/she/it moored
afmeerden
we moored
afmeerden
you all moored
afmeerden
they moored
Future bijzin tense
zal afmeren
I will moor
zult afmeren
you will moor
zal afmeren
he/she/it will moor
zullen afmeren
we will moor
zullen afmeren
you all will moor
zullen afmeren
they will moor
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afmeren
I would moor
zou afmeren
you would moor
zou afmeren
he/she/it would moor
zouden afmeren
we would moor
zouden afmeren
you all would moor
zouden afmeren
they would moor
Subjunctive bijzin mood
afmere
I moor
afmere
you moor
afmere
he/she/it moor
afmere
we moor
afmere
you all moor
afmere
they moor
Du
Ihr
Imperative mood
meer af
moor
meert af
moor

Examples of afmeren

Example in DutchTranslation in English
Spring op dat afmeren touw.Jump onto that mooring rope.
- Deze kant op. Z'n jonk ligt om de hoek afgemeerd.His junk is moored around the corner.
Dus mr Ellis vissersboot was afgemeerd aan de pier die nacht?So Mr Ellis's fishing boat was moored at the pier that night?
Ene Walter Berkleman, een Amerikaans staatsburger. hij is verdwenen, net als zijn luxe cruiser de 'Longview', meestal afgemeerd in Cairns.Now, he has disappeared, along with his luxury cruiser the 'Longview', usually moored out of Cairns.
Er ligt een krabbenschip afgemeerd bij Broken Rock.There's a cold water crabber moored off Broken Rock.
Er was een tweede boot afgemeerd, maar ... het lijkt ook afgebrand en gezonken.- Sir? - Kevin? There was a second boat moored behind, but... it seems to have caught fire and gone under.
ze bonden de schepen aan die 'afmeer dennenbomen' vast, maar ik weet niets over een meisje van duizend jaar geleden.There's a pine tree moored ships. I do not know.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

acteren
act
adderen
adapt
afgeren
do
afharen
do
afhoren
do
afhuren
do
afkeren
turn away
afleren
do
afmaken
finish
afmalen
do
afmeten
measure
afmixen
do
afmuren
do
afteren
do
afturen
do

Similar but longer

afhameren
do
afsmeren
smear

Random

affietsen
do
afjatten
do
afknijpen
do
afleiden
distract
aflekken
do
aflichten
lift off
aflogen
do
afmelken
perform milking
afmeten
measure
afpennen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'moor':

None found.
Learning languages?