vertroosten

"Uw stok en Uw staf vertroosten mij.

"...thy rod and thy staff, they comfort me.

"Uw stok en uw staf die vertroosten mij."

"Thy rod and thy staff they comfort me."

"Zijn stok en staf, die vertroosten mij."

"his rod and staff, they comfort me."

...Uw stok en staf vertroosten mij.

Thy rod and thy staff, they comfort me.

Gij zijt bij mij, uw stok en uw staf vertroosten mij.

I fear no evil, for thou art with me, thy rod and thy staff, they comfort me.

"Zalig zij die treuren; want zij zullen vertroost worden.

"'Blessed are they that mourn, for they shall be comforted.

'Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

Blessed are they who mourn, for they will be comforted.

Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.

Blessed are they that mourn for they shall be comforted.

Zalig die treuren... want zij zullen vertroost worden.

Blessed are those who mourn, for they shall be comforted.

Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

Blessed are those who mourn, for they shall be comforted.

De komst van de dood kan zo vertroostend zijn.

The arrival of death can be so comforting.