Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Jonnen (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
jon
jont
jont
jonnen
jonnen
jonnen
Present perfect tense
heb gejond
hebt gejond
heeft gejond
hebben gejond
hebben gejond
hebben gejond
Past tense
jonde
jonde
jonde
jonden
jonden
jonden
Future tense
zal jonnen
zult jonnen
zal jonnen
zullen jonnen
zullen jonnen
zullen jonnen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou jonnen
zou jonnen
zou jonnen
zouden jonnen
zouden jonnen
zouden jonnen
Subjunctive mood
jonne
jonne
jonne
jonne
jonne
jonne
Past perfect tense
had gejond
had gejond
had gejond
hadden gejond
hadden gejond
hadden gejond
Future perf.
zal gejond hebben
zal gejond hebben
zal gejond hebben
zullen gejond hebben
zullen gejond hebben
zullen gejond hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gejond hebben
zou gejond hebben
zou gejond hebben
zouden gejond hebben
zouden gejond hebben
zouden gejond hebben
Du
Ihr
Imperative mood
jon
jont

Examples of jonnen

Example in DutchTranslation in English
En als Jon Snow deze jongen weigert, wat zegt de jongen dan?And if Jon Snow refuses the boy with the scroll, what does the boy say?
Jon, ga de jongens zeggen dat ze hun spullen moeten pakken.John, go on out there and get those boys down off the fence. They're packing their bags.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

bannen
ban
dunnen
thin
gunnen
adjudge
jeinen
do
jennen
tease
joelen
bawl
joepen
do
joggen
jog
jokken
fib
jollen
do
jongen
boy
jouwen
hoot
kennen
know
kunnen
can
mannen
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.