Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Jollen (to do) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
jol
jolt
jolt
jollen
jollen
jollen
Present perfect tense
heb gejold
hebt gejold
heeft gejold
hebben gejold
hebben gejold
hebben gejold
Past tense
jolde
jolde
jolde
jolden
jolden
jolden
Future tense
zal jollen
zult jollen
zal jollen
zullen jollen
zullen jollen
zullen jollen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou jollen
zou jollen
zou jollen
zouden jollen
zouden jollen
zouden jollen
Subjunctive mood
jolle
jolle
jolle
jolle
jolle
jolle
Past perfect tense
had gejold
had gejold
had gejold
hadden gejold
hadden gejold
hadden gejold
Future perf.
zal gejold hebben
zal gejold hebben
zal gejold hebben
zullen gejold hebben
zullen gejold hebben
zullen gejold hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gejold hebben
zou gejold hebben
zou gejold hebben
zouden gejold hebben
zouden gejold hebben
zouden gejold hebben
Du
Ihr
Imperative mood
jol
jolt

Examples of jollen

Example in DutchTranslation in English
Er ligt een jol in het water.There's a jolly boat down in the water.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ballen
balls
bellen
ring
billen
do
bollen
do
dollen
do
gallen
do
gillen
scream
gullen
do
hellen
slant
hollen
run
hullen
shroud
joelen
bawl
joepen
do
joggen
jog
jokken
fib

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.