Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Fonkelen (to sparkle) conjugation

Dutch
15 examples

Conjugation of fonkelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fonkel
I sparkle
fonkelt
you sparkle
fonkelt
he/she/it sparkles
fonkelen
we sparkle
fonkelen
you all sparkle
fonkelen
they sparkle
Present perfect tense
heb gefonkeld
I have sparkled
hebt gefonkeld
you have sparkled
heeft gefonkeld
he/she/it has sparkled
hebben gefonkeld
we have sparkled
hebben gefonkeld
you all have sparkled
hebben gefonkeld
they have sparkled
Past tense
fonkelde
I sparkled
fonkelde
you sparkled
fonkelde
he/she/it sparkled
fonkelden
we sparkled
fonkelden
you all sparkled
fonkelden
they sparkled
Future tense
zal fonkelen
I will sparkle
zult fonkelen
you will sparkle
zal fonkelen
he/she/it will sparkle
zullen fonkelen
we will sparkle
zullen fonkelen
you all will sparkle
zullen fonkelen
they will sparkle
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fonkelen
I would sparkle
zou fonkelen
you would sparkle
zou fonkelen
he/she/it would sparkle
zouden fonkelen
we would sparkle
zouden fonkelen
you all would sparkle
zouden fonkelen
they would sparkle
Subjunctive mood
fonkele
I sparkle
fonkele
you sparkle
fonkele
he/she/it sparkle
fonkele
we sparkle
fonkele
you all sparkle
fonkele
they sparkle
Past perfect tense
had gefonkeld
I had sparkled
had gefonkeld
you had sparkled
had gefonkeld
he/she/it had sparkled
hadden gefonkeld
we had sparkled
hadden gefonkeld
you all had sparkled
hadden gefonkeld
they had sparkled
Future perf.
zal gefonkeld hebben
I will have sparkled
zal gefonkeld hebben
you will have sparkled
zal gefonkeld hebben
he/she/it will have sparkled
zullen gefonkeld hebben
we will have sparkled
zullen gefonkeld hebben
you all will have sparkled
zullen gefonkeld hebben
they will have sparkled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefonkeld hebben
I would have sparkled
zou gefonkeld hebben
you would have sparkled
zou gefonkeld hebben
he/she/it would have sparkled
zouden gefonkeld hebben
we would have sparkled
zouden gefonkeld hebben
you all would have sparkled
zouden gefonkeld hebben
they would have sparkled
Du
Ihr
Imperative mood
fonkel
sparkle
fonkelt
sparkle

Examples of fonkelen

Example in DutchTranslation in English
Het kan schitteren als een diamant... of een beetje fonkelen...¶ It may shine like a diamond, ¶ or sparkle a bit.
Je kunt verlegen zijn of beschaamd... maar als je verliefd bent, fonkelen je ogen.You can be shy You can be bashful But when you're in love Your eyes sparkle
Wacht maar tot ik gedoucht heb, ik zal fonkelen als vuurwerk.Wait till you see me after a shower, I'm gonna sparkle like the 4th of July.
We gaan die ogen terug laten fonkelen.Let's put the sparkle back in those eyes. What?
Iemand heeft haar fonkel terug.Someone has got her sparkle back.
De armband fonkelt net als jij.The bracelet, it sparkles, just like you. Aw!
Er is geen diamant in de kamer die fonkelt... zoals een verliefde vrouw.There isn't a diamond that sparkles like a woman in love.
Het fonkelt als duizend saffieren.It sparkles like a thousand sapphires.
Hoewel het fonkelt, het is kwetsbaar."Though it sparkles, it's fragile.' '
Maar ik kan je één ding zeggen, niet alles wat hier vandaan komt blinkt, maar het fonkelt verdomme wel!But I can tell you one thing, everything that comes out of here may not glitter, but it damn sure sparkles!
De bruid droeg een jurk die fonkelde als de bruidegom zijn ogen. Hij zag haar naderen door een regen van rozenblaadjes.The bride wore a gown that sparkled like the groom's eyes... as he saw her approaching through a shower of rose petals.
Heb jij gezien hoezeer het kristal fonkelde in het huis van Jenny? Ik kon er niet over uit.Which reminds me... did you see how the crystal sparkled... at Jenny's house?
'Dus zo hielp God zijn zoon over water lopen... door een fonkelend pad van maanlicht te creëren'.And I thought,"So that's how God helped his son to walk on water. "By creating this sparkling path of moonlight."
Letterlijk of figuurlijk, een 'kanaal van fonkelend licht'.Literally or metaphorically, a channel of sparkling light. /
Tijd om de Asphen fonkelend goud te maken.Time to turn the Aspen sparkling gold

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

foefelen
do
foezelen
do
hinkelen
hinder
kinkelen
do
konkelen
intrigue
monkelen
do
pinkelen
do
rinkelen
ring
tinkelen
tinkle
vonkelen
do
wankelen
teeter
winkelen
shop

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

fiatteren
authorize
fijnmalen
grind
floreren
be succesful
flossen
floss
fonduen
fondue
foppen
sparkle
fragmenteren
do
friseren
curl
frommelen
crease
fusioneren
shoot dead

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'sparkle':

None found.