Hinkelen (to hinder) conjugation

Dutch

Conjugation of hinkelen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
hinkel
I hinder
hinkelt
you hinder
hinkelt
he/she/it hinders
hinkelen
we hinder
hinkelen
you all hinder
hinkelen
they hinder
Present perfect tense
heb gehinkeld
I have hindered
hebt gehinkeld
you have hindered
heeft gehinkeld
he/she/it has hindered
hebben gehinkeld
we have hindered
hebben gehinkeld
you all have hindered
hebben gehinkeld
they have hindered
Past tense
hinkelde
I hindered
hinkelde
you hindered
hinkelde
he/she/it hindered
hinkelden
we hindered
hinkelden
you all hindered
hinkelden
they hindered
Future tense
zal hinkelen
I will hinder
zult hinkelen
you will hinder
zal hinkelen
he/she/it will hinder
zullen hinkelen
we will hinder
zullen hinkelen
you all will hinder
zullen hinkelen
they will hinder
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou hinkelen
I would hinder
zou hinkelen
you would hinder
zou hinkelen
he/she/it would hinder
zouden hinkelen
we would hinder
zouden hinkelen
you all would hinder
zouden hinkelen
they would hinder
Subjunctive mood
hinkele
I hinder
hinkele
you hinder
hinkele
he/she/it hinder
hinkele
we hinder
hinkele
you all hinder
hinkele
they hinder
Past perfect tense
had gehinkeld
I had hindered
had gehinkeld
you had hindered
had gehinkeld
he/she/it had hindered
hadden gehinkeld
we had hindered
hadden gehinkeld
you all had hindered
hadden gehinkeld
they had hindered
Future perf.
zal gehinkeld hebben
I will have hindered
zal gehinkeld hebben
you will have hindered
zal gehinkeld hebben
he/she/it will have hindered
zullen gehinkeld hebben
we will have hindered
zullen gehinkeld hebben
you all will have hindered
zullen gehinkeld hebben
they will have hindered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gehinkeld hebben
I would have hindered
zou gehinkeld hebben
you would have hindered
zou gehinkeld hebben
he/she/it would have hindered
zouden gehinkeld hebben
we would have hindered
zouden gehinkeld hebben
you all would have hindered
zouden gehinkeld hebben
they would have hindered
Du
Ihr
Imperative mood
hinkel
hinder
hinkelt
hinder

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

fonkelen
sparkle
hakkelen
do
hippelen
do
kinkelen
do
konkelen
intrigue
monkelen
do
pinkelen
do
rinkelen
ring
tinkelen
tinkle
vonkelen
do
wankelen
teeter
winkelen
shop

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hinder':

None found.
Learning languages?