Fiatteren (to authorize) conjugation

Dutch

Conjugation of fiatteren

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fiatteer
I authorize
fiatteert
you authorize
fiatteert
he/she/it authorizes
fiatteren
we authorize
fiatteren
you all authorize
fiatteren
they authorize
Present perfect tense
heb gefiatteerd
I have authorized
hebt gefiatteerd
you have authorized
heeft gefiatteerd
he/she/it has authorized
hebben gefiatteerd
we have authorized
hebben gefiatteerd
you all have authorized
hebben gefiatteerd
they have authorized
Past tense
fiatteerde
I authorized
fiatteerde
you authorized
fiatteerde
he/she/it authorized
fiatteerden
we authorized
fiatteerden
you all authorized
fiatteerden
they authorized
Future tense
zal fiatteren
I will authorize
zult fiatteren
you will authorize
zal fiatteren
he/she/it will authorize
zullen fiatteren
we will authorize
zullen fiatteren
you all will authorize
zullen fiatteren
they will authorize
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou fiatteren
I would authorize
zou fiatteren
you would authorize
zou fiatteren
he/she/it would authorize
zouden fiatteren
we would authorize
zouden fiatteren
you all would authorize
zouden fiatteren
they would authorize
Subjunctive mood
fiattere
I authorize
fiattere
you authorize
fiattere
he/she/it authorize
fiattere
we authorize
fiattere
you all authorize
fiattere
they authorize
Past perfect tense
had gefiatteerd
I had authorized
had gefiatteerd
you had authorized
had gefiatteerd
he/she/it had authorized
hadden gefiatteerd
we had authorized
hadden gefiatteerd
you all had authorized
hadden gefiatteerd
they had authorized
Future perf.
zal gefiatteerd hebben
I will have authorized
zal gefiatteerd hebben
you will have authorized
zal gefiatteerd hebben
he/she/it will have authorized
zullen gefiatteerd hebben
we will have authorized
zullen gefiatteerd hebben
you all will have authorized
zullen gefiatteerd hebben
they will have authorized
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gefiatteerd hebben
I would have authorized
zou gefiatteerd hebben
you would have authorized
zou gefiatteerd hebben
he/she/it would have authorized
zouden gefiatteerd hebben
we would have authorized
zouden gefiatteerd hebben
you all would have authorized
zouden gefiatteerd hebben
they would have authorized
Du
Ihr
Imperative mood
fiatteer
authorize
fiatteert
authorize

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

flatteren
flatter
frotteren
frown
spatteren
splash about

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'authorize':

None found.
Learning languages?