Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Suizen (to whiz) conjugation

Dutch
8 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
suis
suist
suist
suizen
suizen
suizen
Present perfect tense
heb gesuisd
hebt gesuisd
heeft gesuisd
hebben gesuisd
hebben gesuisd
hebben gesuisd
Past tense
suisde
suisde
suisde
suisden
suisden
suisden
Future tense
zal suizen
zult suizen
zal suizen
zullen suizen
zullen suizen
zullen suizen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou suizen
zou suizen
zou suizen
zouden suizen
zouden suizen
zouden suizen
Subjunctive mood
suize
suize
suize
suize
suize
suize
Past perfect tense
had gesuisd
had gesuisd
had gesuisd
hadden gesuisd
hadden gesuisd
hadden gesuisd
Future perf.
zal gesuisd hebben
zal gesuisd hebben
zal gesuisd hebben
zullen gesuisd hebben
zullen gesuisd hebben
zullen gesuisd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gesuisd hebben
zou gesuisd hebben
zou gesuisd hebben
zouden gesuisd hebben
zouden gesuisd hebben
zouden gesuisd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
suis
suist

Examples of suizen

Example in DutchTranslation in English
Catherine is naakt, haar lichaam zonder fouten, terwijl de melkwegen voorbij suizen over het door glas gevormde plafond.Catherine's naked, flawless body, as the galaxies go whizzing by over the glass-domed ceiling.
Ik voelde iets langs mijn oor suizen, ik keek om, en zag Joe op de grond liggen.I felt something whizz past my ear, I turned and looked, and Joe was on the ground.
Ja, ik heb om te suizen,.Yeah, I got to whiz, too.
Je hoort haast al de whoosh van de pakjes die over de wereld suizen met de snelheid van de kerstman, 365 dagen per jaar.You can almost hear the "whoosh" of packages whizzing around the world at the speed of Santa, 365 days a year!
Of door een monoloog suizen en iedereen aan het lachen maken.Or whiz through a monologue and have everybody laughing. Jenny...
Daarna suis ik langs de shuttle en besef dat ik in de problemen ben, dus ik ontsnap, met mijn ontsnappingstoestel.Then I whiz by the shuttle and realize I'm in trouble, so I escape, using my escape pod.
En de bal suisde langs hen heen en gooide de bails eraf.And the ball whizzed past their butts and knocked the bails off!
Het kleine metalen stukje op de punt van een pijl, suizend door de lucht.The little metal bit right at the tip of an arrow, whizzing through the air.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

buizen
fail
deizen
do
huizen
dwell
luizen
louse
muizen
do
reizen
travel
sauzen
sauce
seizen
do
sjezen
flunk
snezen
do
soezen
plead
sueren
do
suffen
doze
suilen
do
sullen
do

Similar but longer

omsuizen
do
sluizen
do
suizelen
buzz

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'whiz':

None found.