Luizen (to louse) conjugation

Dutch
12 examples

Conjugation of luizen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
luis
I louse
luist
you louse
luist
he/she/it louses
luizen
we louse
luizen
you all louse
luizen
they louse
Present perfect tense
heb geluisd
I have loused
hebt geluisd
you have loused
heeft geluisd
he/she/it has loused
hebben geluisd
we have loused
hebben geluisd
you all have loused
hebben geluisd
they have loused
Past tense
luisde
I loused
luisde
you loused
luisde
he/she/it loused
luisden
we loused
luisden
you all loused
luisden
they loused
Future tense
zal luizen
I will louse
zult luizen
you will louse
zal luizen
he/she/it will louse
zullen luizen
we will louse
zullen luizen
you all will louse
zullen luizen
they will louse
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou luizen
I would louse
zou luizen
you would louse
zou luizen
he/she/it would louse
zouden luizen
we would louse
zouden luizen
you all would louse
zouden luizen
they would louse
Subjunctive mood
luize
I louse
luize
you louse
luize
he/she/it louse
luize
we louse
luize
you all louse
luize
they louse
Past perfect tense
had geluisd
I had loused
had geluisd
you had loused
had geluisd
he/she/it had loused
hadden geluisd
we had loused
hadden geluisd
you all had loused
hadden geluisd
they had loused
Future perf.
zal geluisd hebben
I will have loused
zal geluisd hebben
you will have loused
zal geluisd hebben
he/she/it will have loused
zullen geluisd hebben
we will have loused
zullen geluisd hebben
you all will have loused
zullen geluisd hebben
they will have loused
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geluisd hebben
I would have loused
zou geluisd hebben
you would have loused
zou geluisd hebben
he/she/it would have loused
zouden geluisd hebben
we would have loused
zouden geluisd hebben
you all would have loused
zouden geluisd hebben
they would have loused
Du
Ihr
Imperative mood
luis
louse
luist
louse

Examples of luizen

Example in DutchTranslation in English
- Natuurlijk. Maar hij moet eerst van die luizen af.You know, I just want to get him de-loused.
Dat doet kakkerlakken en luizen de dampen aan.- Sir? Death to the lurking roach, porter. Confusion to the insidious louse.
Heeft hij luizen? Hoe groot is een luis eigenlijk?He's got lice or-- how big is a louse?
Het hele kamp zit vol luizen.If we had to burn every louse in this camp, we'd have to burn this camp.
Jullie verrekte luizen.-You rotten louses.
- Dus de luis is aan het uitsterven.Yeah. So the louse is going extinct.
- Jij kleine luis!- You, you little louse!
- Wat dacht je van luis ?- Your Uncle Louie. How about "louse"?
- Wie hoekt de luis...?- Who leaks the louse...?
André, heeft iemand je wel eens verteld... dat je een onvoorstelbare luis bent?Andre. Has anyone ever told you you're the biggest louse in the world?
Hij luist me er niet in. Hij is bang voor me.He wouldn't dare louse me up, he's that scared of me.
Of geluisd. Ontluisd?Or "-loused," right? "Deloused"?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

buizen
fail
deizen
do
huizen
dwell
lenzen
empty
lijzen
do
lubben
emasculate
luiden
ring
luiken
do
luimen
do
lukken
work
lullen
talk bullshit
lunzen
do
lurken
lurk
lusten
do
muizen
do

Similar but longer

afluizen
do
inluizen
do
kluizen
do
pluizen
pick
sluizen
do

Random

leegstelen
empty steal
lollen
do
lospeuteren
winkle out
losschudden
fan
lubben
emasculate
luchten
air
luiwammesen
do
lukken
work
mankeren
fail
markeren
mark

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'louse':

None found.
Learning languages?