Afzitten (to do) conjugation

Dutch
5 examples

Conjugation of afzitten

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zit af
I do
zit af
you do
zit af
he/she/it does
zitten af
we do
zitten af
you all do
zitten af
they do
Present perfect tense
heb afgezeten
I have done
hebt afgezeten
you have done
heeft afgezeten
he/she/it has done
hebben afgezeten
we have done
hebben afgezeten
you all have done
hebben afgezeten
they have done
Past tense
zat af
I did
zat af
you did
zat af
he/she/it did
zaten af
we did
zaten af
you all did
zaten af
they did
Future tense
zal afzitten
I will do
zult afzitten
you will do
zal afzitten
he/she/it will do
zullen afzitten
we will do
zullen afzitten
you all will do
zullen afzitten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afzitten
I would do
zou afzitten
you would do
zou afzitten
he/she/it would do
zouden afzitten
we would do
zouden afzitten
you all would do
zouden afzitten
they would do
Subjunctive mood
zitte af
I do
zitte af
you do
zitte af
he/she/it do
zitte af
we do
zitte af
you all do
zitte af
they do
Past perfect tense
had afgezeten
I had done
had afgezeten
you had done
had afgezeten
he/she/it had done
hadden afgezeten
we had done
hadden afgezeten
you all had done
hadden afgezeten
they had done
Future perf.
zal afgezeten hebben
I will have done
zal afgezeten hebben
you will have done
zal afgezeten hebben
he/she/it will have done
zullen afgezeten hebben
we will have done
zullen afgezeten hebben
you all will have done
zullen afgezeten hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgezeten hebben
I would have done
zou afgezeten hebben
you would have done
zou afgezeten hebben
he/she/it would have done
zouden afgezeten hebben
we would have done
zouden afgezeten hebben
you all would have done
zouden afgezeten hebben
they would have done
Present bijzin tense
afzit
I do
afzit
you do
afzit
he/she/it does
afzitten
we do
afzitten
you all do
afzitten
they do
Past bijzin tense
afzat
I did
afzat
you did
afzat
he/she/it did
afzaten
we did
afzaten
you all did
afzaten
they did
Future bijzin tense
zal afzitten
I will do
zult afzitten
you will do
zal afzitten
he/she/it will do
zullen afzitten
we will do
zullen afzitten
you all will do
zullen afzitten
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afzitten
I would do
zou afzitten
you would do
zou afzitten
he/she/it would do
zouden afzitten
we would do
zouden afzitten
you all would do
zouden afzitten
they would do
Subjunctive bijzin mood
afzitte
I do
afzitte
you do
afzitte
he/she/it do
afzitte
we do
afzitte
you all do
afzitte
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zit af
do
zit af
do

Examples of afzitten

Example in DutchTranslation in English
Drieƫnhalve meter van ze afzitten en doen alsof ze er niet zijn... is minder vreemd dan gewoon met ze uitgaan?Sitting ten feet away from them and pretending that they don't exist, that's less awkward than just going out with them?
De andere Kerstman zit af te kicken, dus Isabel dwong me dit te doen.The other Santa's in rehab, so Isabel forced me to do this.
Ik wed dat je je nu zit af te vragen, "Waar kan ik plassen?"I bet you're probably wondering right now, "Where do I go to pee?"
Je snapt wat je moet doen om van dat ding wat in je zit af te komen?You understand what you have to do to get rid of that thing inside you?
Zelfs als ik deze klus doe, wat ik niet ga doen... heb ik meer nodig dan dat jij je zit af te trekken... achter je computer.Even if I'm going to do this job, which I'm not, I need more than you jerking off behind your computer.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afbetten
dab
afjatten
do
afkatten
do
afmatten
exhaust
afrotten
do
afzetten
amputate
afziften
do
afzijgen
do
afzinken
sink
afzouten
do
bezitten
possess
inzitten
worry
nazitten
do
opzitten
sit up

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?