Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Ontlaten (to anneal) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
ontlaat
ontlaat
ontlaat
ontlaten
ontlaten
ontlaten
Present perfect tense
heb ontlaten
hebt ontlaten
heeft ontlaten
hebben ontlaten
hebben ontlaten
hebben ontlaten
Past tense
ontliet
ontliet
ontliet
ontlieten
ontlieten
ontlieten
Future tense
zal ontlaten
zult ontlaten
zal ontlaten
zullen ontlaten
zullen ontlaten
zullen ontlaten
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou ontlaten
zou ontlaten
zou ontlaten
zouden ontlaten
zouden ontlaten
zouden ontlaten
Subjunctive mood
ontlate
ontlate
ontlate
ontlate
ontlate
ontlate
Past perfect tense
had ontlaten
had ontlaten
had ontlaten
hadden ontlaten
hadden ontlaten
hadden ontlaten
Future perf.
zal ontlaten hebben
zal ontlaten hebben
zal ontlaten hebben
zullen ontlaten hebben
zullen ontlaten hebben
zullen ontlaten hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ontlaten hebben
zou ontlaten hebben
zou ontlaten hebben
zouden ontlaten hebben
zouden ontlaten hebben
zouden ontlaten hebben
Du
Ihr
Imperative mood
ontlaat
ontlaat

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

ontladen
discharge
ontleden
dissect
ontlenen
borrow
ontleren
unlearn
ontlopen
outrun
uitlaten
do

Similar but longer

ontlasten
discharge

Random

onderstromen
do
ontberen
lack
ontharen
wax
onthechten
detach
ontkomen
escape
ontlasten
discharge
ontleden
dissect
ontpersen
do
ontraden
dissuade
ontschepen
disembark

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'anneal':

None found.