Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

inperken

to constrain

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of inperken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
perk in
I constrain
perkt in
you constrain
perkt in
he/she/it constrains
perken in
we constrain
perken in
you all constrain
perken in
they constrain
Present perfect tense
heb ingeperkt
I have constrained
hebt ingeperkt
you have constrained
heeft ingeperkt
he/she/it has constrained
hebben ingeperkt
we have constrained
hebben ingeperkt
you all have constrained
hebben ingeperkt
they have constrained
Past tense
perkte in
I constrained
perkte in
you constrained
perkte in
he/she/it constrained
perkten in
we constrained
perkten in
you all constrained
perkten in
they constrained
Future tense
zal inperken
I will constrain
zult inperken
you will constrain
zal inperken
he/she/it will constrain
zullen inperken
we will constrain
zullen inperken
you all will constrain
zullen inperken
they will constrain
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou inperken
I would constrain
zou inperken
you would constrain
zou inperken
he/she/it would constrain
zouden inperken
we would constrain
zouden inperken
you all would constrain
zouden inperken
they would constrain
Subjunctive mood
perke in
I constrain
perke in
you constrain
perke in
he/she/it constrain
perke in
we constrain
perke in
you all constrain
perke in
they constrain
Past perfect tense
had ingeperkt
I had constrained
had ingeperkt
you had constrained
had ingeperkt
he/she/it had constrained
hadden ingeperkt
we had constrained
hadden ingeperkt
you all had constrained
hadden ingeperkt
they had constrained
Future perf.
zal ingeperkt hebben
I will have constrained
zal ingeperkt hebben
you will have constrained
zal ingeperkt hebben
he/she/it will have constrained
zullen ingeperkt hebben
we will have constrained
zullen ingeperkt hebben
you all will have constrained
zullen ingeperkt hebben
they will have constrained
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingeperkt hebben
I would have constrained
zou ingeperkt hebben
you would have constrained
zou ingeperkt hebben
he/she/it would have constrained
zouden ingeperkt hebben
we would have constrained
zouden ingeperkt hebben
you all would have constrained
zouden ingeperkt hebben
they would have constrained
Present bijzin tense
inperk
I constrain
inperkt
you constrain
inperkt
he/she/it constrains
inperken
we constrain
inperken
you all constrain
inperken
they constrain
Past bijzin tense
inperkte
I constrained
inperkte
you constrained
inperkte
he/she/it constrained
inperkten
we constrained
inperkten
you all constrained
inperkten
they constrained
Future bijzin tense
zal inperken
I will constrain
zult inperken
you will constrain
zal inperken
he/she/it will constrain
zullen inperken
we will constrain
zullen inperken
you all will constrain
zullen inperken
they will constrain
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou inperken
I would constrain
zou inperken
you would constrain
zou inperken
he/she/it would constrain
zouden inperken
we would constrain
zouden inperken
you all would constrain
zouden inperken
they would constrain
Subjunctive bijzin mood
inperke
I constrain
inperke
you constrain
inperke
he/she/it constrain
inperke
we constrain
inperke
you all constrain
inperke
they constrain
Du
Ihr
Imperative mood
perk in
constrain
perkt in
constrain

Examples of inperken

Ik moet het inperken, beheersen... of het zal ons op een dag beheersen.

I need to constrain it, control it... or one day, it will control us.

Ik word echter niet door zo'n regel ingeperkt.

I, however, am not constrained by any such rule.

Wetenschap mag niet ingeperkt worden door een ongerepte omgeving.

Science isn't meant to be constrained, to be confined to a pristine environment.