Uitvaardigen (to issue) conjugation

Dutch
14 examples

Conjugation of uitvaardigen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
vaardig uit
I issue
vaardigt uit
you issue
vaardigt uit
he/she/it issues
vaardigen uit
we issue
vaardigen uit
you all issue
vaardigen uit
they issue
Present perfect tense
heb uitgevaardigd
I have issued
hebt uitgevaardigd
you have issued
heeft uitgevaardigd
he/she/it has issued
hebben uitgevaardigd
we have issued
hebben uitgevaardigd
you all have issued
hebben uitgevaardigd
they have issued
Past tense
vaardigde uit
I issued
vaardigde uit
you issued
vaardigde uit
he/she/it issued
vaardigden uit
we issued
vaardigden uit
you all issued
vaardigden uit
they issued
Future tense
zal uitvaardigen
I will issue
zult uitvaardigen
you will issue
zal uitvaardigen
he/she/it will issue
zullen uitvaardigen
we will issue
zullen uitvaardigen
you all will issue
zullen uitvaardigen
they will issue
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitvaardigen
I would issue
zou uitvaardigen
you would issue
zou uitvaardigen
he/she/it would issue
zouden uitvaardigen
we would issue
zouden uitvaardigen
you all would issue
zouden uitvaardigen
they would issue
Subjunctive mood
vaardige uit
I issue
vaardige uit
you issue
vaardige uit
he/she/it issue
vaardige uit
we issue
vaardige uit
you all issue
vaardige uit
they issue
Past perfect tense
had uitgevaardigd
I had issued
had uitgevaardigd
you had issued
had uitgevaardigd
he/she/it had issued
hadden uitgevaardigd
we had issued
hadden uitgevaardigd
you all had issued
hadden uitgevaardigd
they had issued
Future perf.
zal uitgevaardigd hebben
I will have issued
zal uitgevaardigd hebben
you will have issued
zal uitgevaardigd hebben
he/she/it will have issued
zullen uitgevaardigd hebben
we will have issued
zullen uitgevaardigd hebben
you all will have issued
zullen uitgevaardigd hebben
they will have issued
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgevaardigd hebben
I would have issued
zou uitgevaardigd hebben
you would have issued
zou uitgevaardigd hebben
he/she/it would have issued
zouden uitgevaardigd hebben
we would have issued
zouden uitgevaardigd hebben
you all would have issued
zouden uitgevaardigd hebben
they would have issued
Present bijzin tense
uitvaardig
I issue
uitvaardigt
you issue
uitvaardigt
he/she/it issues
uitvaardigen
we issue
uitvaardigen
you all issue
uitvaardigen
they issue
Past bijzin tense
uitvaardigde
I issued
uitvaardigde
you issued
uitvaardigde
he/she/it issued
uitvaardigden
we issued
uitvaardigden
you all issued
uitvaardigden
they issued
Future bijzin tense
zal uitvaardigen
I will issue
zult uitvaardigen
you will issue
zal uitvaardigen
he/she/it will issue
zullen uitvaardigen
we will issue
zullen uitvaardigen
you all will issue
zullen uitvaardigen
they will issue
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitvaardigen
I would issue
zou uitvaardigen
you would issue
zou uitvaardigen
he/she/it would issue
zouden uitvaardigen
we would issue
zouden uitvaardigen
you all would issue
zouden uitvaardigen
they would issue
Subjunctive bijzin mood
uitvaardige
I issue
uitvaardige
you issue
uitvaardige
he/she/it issue
uitvaardige
we issue
uitvaardige
you all issue
uitvaardige
they issue
Du
Ihr
Imperative mood
vaardig uit
issue
vaardigt uit
issue

Examples of uitvaardigen

Example in DutchTranslation in English
- Drijf me niet tot het uiterste, juffrouw Kent, want dan vraag ik juffrouw Julian om de OA een bevelschrift te doen uitvaardigen om jou in de cel te gooien wegens obstructie van een moordonderzoek.You really don't want to push me right now, Ms. Kent, 'cause I will get Ms. Julian here to get the DOJ to issue a warrant to put you in jail for impeding a murder investigation.
- Hebt u het laten uitvaardigen?I didn't issue it, so it must have been you.
Agent, u moet een bevel uitvaardigen.Officer, you must issue a subpoena.
Als je hier niet was, dan zou ik een bevelschrift uitvaardigen.I swear, if you weren't parked right here, I would issue a bench warrant.
Als u niet meekomt, moet hij een arrestatiebevel laten uitvaardigen.Please, sir... if you won't come voluntarily, I'm afraid... he'll have to issue a warrant for your arrest.
- Het klinkt saai... maarje kent het begrip 'huiszoekingsbevel'... uitgevaardigd door een rechter.I'd like to remind you of the Constitution and the phrase, 'search warrant issued by a judge who knows the Bill of Rights verbatim. He must ask for evidence.
- Nee, Uwe Hoogheid. Maar, Unigenitus werd 175 jaar geleden uitgevaardigd. Als die niet zo pijnlijk voor de Kerk was, had men 'm niet 'Extravagante' genoemd en had men 't weggelaten uit de meeste verzamelingen van de Canonieke Wet.But Unigenitus was issued 175 years ago, and were this decree not so embarrassing to our church, perhaps it would not be commonly called Extravagante
- Waarom is 't uitgevaardigd?- Start with why it was issued.
...een tornadowaarschuwing uitgevaardigd voor Texas, Oklahoma, Kansas, Arkansas...The National Weather Service has issued a tornado watch throughout Texas, Oklahoma, Kansas, Arkansas and Missouri.
Dat bevelschrift werd nooit uitgevaardigd.But that edict was never even issued. Otherwise,
Edelachtbare, wij vragen dat Chumhum... excuseer me... Dat Scabbit een verordening naar moderators uitvaardigt om postings die Zayeed Shaheed belasteren te verhinderen.Your Honor, we ask that Chumhum... excuse me... that Scabbit issue an edict to have those moderators prohibit postings vilifying Zayeed Shaheed.
Ik volg de bevelen van de captain op tot hij nieuwe uitvaardigt.Mr. Worf, the Captain has given us our orders and I intend for us to follow them until he issues new ones.
De straf die Prins Fyren uitvaardigde was buitengewoon wreed.The sentence issued by Prince Fyren was unduly harsh.
En de rechter die het bevelschrift uitvaardigde.The man can't be squeaky clean. And the judge who issued the court order.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

uitslorpen
do
uitsmeden
reforge
uitspoelen
wash
uittarten
defy
uittellen
pull up
uittreden
resign
uittypen
do
uitvagen
sweep
uitvallen
fall out
uitwandelen
bounce easily

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'issue':

None found.
Learning languages?