Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Mathematiseren (to mathematize) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
mathematiseer
mathematiseert
mathematiseert
mathematiseren
mathematiseren
mathematiseren
Present perfect tense
heb gemathematiseerd
hebt gemathematiseerd
heeft gemathematiseerd
hebben gemathematiseerd
hebben gemathematiseerd
hebben gemathematiseerd
Past tense
mathematiseerde
mathematiseerde
mathematiseerde
mathematiseerden
mathematiseerden
mathematiseerden
Future tense
zal mathematiseren
zult mathematiseren
zal mathematiseren
zullen mathematiseren
zullen mathematiseren
zullen mathematiseren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou mathematiseren
zou mathematiseren
zou mathematiseren
zouden mathematiseren
zouden mathematiseren
zouden mathematiseren
Subjunctive mood
mathematisere
mathematisere
mathematisere
mathematisere
mathematisere
mathematisere
Past perfect tense
had gemathematiseerd
had gemathematiseerd
had gemathematiseerd
hadden gemathematiseerd
hadden gemathematiseerd
hadden gemathematiseerd
Future perf.
zal gemathematiseerd hebben
zal gemathematiseerd hebben
zal gemathematiseerd hebben
zullen gemathematiseerd hebben
zullen gemathematiseerd hebben
zullen gemathematiseerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gemathematiseerd hebben
zou gemathematiseerd hebben
zou gemathematiseerd hebben
zouden gemathematiseerd hebben
zouden gemathematiseerd hebben
zouden gemathematiseerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
mathematiseer
mathematiseert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

mankeren
fail
manoeuvreren
maneuver
marineren
marinate
martelen
torture
materialiseren
materialize
matigen
moderate
meedingen
compete
meedragen
carry
meegaan
join
meekrijgen
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'mathematize':

None found.