Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Knutselen (to tinker) conjugation

Dutch
11 examples

Conjugation of knutselen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
knutsel
I tinker
knutselt
you tinker
knutselt
he/she/it tinkers
knutselen
we tinker
knutselen
you all tinker
knutselen
they tinker
Present perfect tense
heb geknutseld
I have tinkered
hebt geknutseld
you have tinkered
heeft geknutseld
he/she/it has tinkered
hebben geknutseld
we have tinkered
hebben geknutseld
you all have tinkered
hebben geknutseld
they have tinkered
Past tense
knutselde
I tinkered
knutselde
you tinkered
knutselde
he/she/it tinkered
knutselden
we tinkered
knutselden
you all tinkered
knutselden
they tinkered
Future tense
zal knutselen
I will tinker
zult knutselen
you will tinker
zal knutselen
he/she/it will tinker
zullen knutselen
we will tinker
zullen knutselen
you all will tinker
zullen knutselen
they will tinker
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou knutselen
I would tinker
zou knutselen
you would tinker
zou knutselen
he/she/it would tinker
zouden knutselen
we would tinker
zouden knutselen
you all would tinker
zouden knutselen
they would tinker
Subjunctive mood
knutsele
I tinker
knutsele
you tinker
knutsele
he/she/it tinker
knutsele
we tinker
knutsele
you all tinker
knutsele
they tinker
Past perfect tense
had geknutseld
I had tinkered
had geknutseld
you had tinkered
had geknutseld
he/she/it had tinkered
hadden geknutseld
we had tinkered
hadden geknutseld
you all had tinkered
hadden geknutseld
they had tinkered
Future perf.
zal geknutseld hebben
I will have tinkered
zal geknutseld hebben
you will have tinkered
zal geknutseld hebben
he/she/it will have tinkered
zullen geknutseld hebben
we will have tinkered
zullen geknutseld hebben
you all will have tinkered
zullen geknutseld hebben
they will have tinkered
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geknutseld hebben
I would have tinkered
zou geknutseld hebben
you would have tinkered
zou geknutseld hebben
he/she/it would have tinkered
zouden geknutseld hebben
we would have tinkered
zouden geknutseld hebben
you all would have tinkered
zouden geknutseld hebben
they would have tinkered
Du
Ihr
Imperative mood
knutsel
tinker
knutselt
tinker

Examples of knutselen

Example in DutchTranslation in English
- Terwijl ik tot voor kort... in m'n eentje heb geschreven terwijl jij aan je motor zat te knutselen.- Whereas recently... no, recently it's just been me writing while you tinker with your motorcycle.
-Ga maar ergens anders knutselen.Go tinker somewhere else.
Als ik in mijn knutselen ... tekort heb geschoten in de menselijke vorm ... door de oneven snuit, Klauw of hoef... is echt niet van geen groot belang.If in my tinkering... I have fallen short of the human form... by the odd snout. Claw.
Altijd aan het knutselen, jouw vader.Always the tinkerer, your dad.
Hij is gespecialiseerd in het mega knutselen.He specializes in tinkering with mecha.
Daar knutsel ik aan.I'm tinkering with that.
Hier knutsel ik wat af.This is where I do all my tinkering around.
Ik knutsel graag.I, uh, like to tinker.
Ik knutsel zelf ook.I'm a bit of a tinkerer myself.
Ik knutsel.I do what I know, I tinker.
In de nasleep van de Count heb ik wat met zijn formule geknutseld... door de introductie van soort zuur uit een bepaald soort paddenstoel.In the wake of the count, I tinkered some with his formula, introduced an additive produced by certain mushrooms.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

frutselen
fiddle
knuffelen
hug
knuppelen
club

Similar but longer

afknutselen
do

Random

klonteren
clot
kluiven
gnaw
knijpen
squeeze
knikkeren
play at marbles
knoeien
botch
knuppelen
club
koeioneren
torment
kontneuken
do
koppelen
couple
korsten
scab

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'tinker':

None found.