Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Kluiven (to gnaw) conjugation

Dutch
1 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
kluif
kluift
kluift
kluiven
kluiven
kluiven
Present perfect tense
heb gekloven
hebt gekloven
heeft gekloven
hebben gekloven
hebben gekloven
hebben gekloven
Past tense
kloof
kloof
kloof
kloven
kloven
kloven
Future tense
zal kluiven
zult kluiven
zal kluiven
zullen kluiven
zullen kluiven
zullen kluiven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou kluiven
zou kluiven
zou kluiven
zouden kluiven
zouden kluiven
zouden kluiven
Subjunctive mood
kluive
kluive
kluive
kluive
kluive
kluive
Past perfect tense
had gekloven
had gekloven
had gekloven
hadden gekloven
hadden gekloven
hadden gekloven
Future perf.
zal gekloven hebben
zal gekloven hebben
zal gekloven hebben
zullen gekloven hebben
zullen gekloven hebben
zullen gekloven hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gekloven hebben
zou gekloven hebben
zou gekloven hebben
zouden gekloven hebben
zouden gekloven hebben
zouden gekloven hebben
Du
Ihr
Imperative mood
kluif
kluift

Examples of kluiven

Example in DutchTranslation in English
Je laat me hier toch niet alleen, kluivend op wat koude kip?You not just going to leave me here alone gnawing on a cold chicken bone, are you?

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

gnuiven
chuckle
klieven
cleave
kluizen
do
klunzen
do
klussen
do
klutsen
beat up
kruiven
do
snuiven
sniff
stuiven
gush

Similar but longer

afkluiven
gnaw

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'gnaw':

None found.