Cooljugator Logo Get a Dutch Tutor

instomen

to do

Looking for learning resources? Study with our courses! Get a full course →

Conjugation of instomen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stoom in
I do
stoomt in
you do
stoomt in
he/she/it does
stomen in
we do
stomen in
you all do
stomen in
they do
Present perfect tense
ben ingestoomd
I have done
bent ingestoomd
you have done
is ingestoomd
he/she/it has done
zijn ingestoomd
we have done
zijn ingestoomd
you all have done
zijn ingestoomd
they have done
Past tense
stoomde in
I did
stoomde in
you did
stoomde in
he/she/it did
stoomden in
we did
stoomden in
you all did
stoomden in
they did
Future tense
zal instomen
I will do
zult instomen
you will do
zal instomen
he/she/it will do
zullen instomen
we will do
zullen instomen
you all will do
zullen instomen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou instomen
I would do
zou instomen
you would do
zou instomen
he/she/it would do
zouden instomen
we would do
zouden instomen
you all would do
zouden instomen
they would do
Subjunctive mood
stome in
I do
stome in
you do
stome in
he/she/it do
stome in
we do
stome in
you all do
stome in
they do
Past perfect tense
was ingestoomd
I had done
was ingestoomd
you had done
was ingestoomd
he/she/it had done
waren ingestoomd
we had done
waren ingestoomd
you all had done
waren ingestoomd
they had done
Future perf.
zal ingestoomd zijn
I will have done
zal ingestoomd zijn
you will have done
zal ingestoomd zijn
he/she/it will have done
zullen ingestoomd zijn
we will have done
zullen ingestoomd zijn
you all will have done
zullen ingestoomd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou ingestoomd zijn
I would have done
zou ingestoomd zijn
you would have done
zou ingestoomd zijn
he/she/it would have done
zouden ingestoomd zijn
we would have done
zouden ingestoomd zijn
you all would have done
zouden ingestoomd zijn
they would have done
Present bijzin tense
instoom
I do
instoomt
you do
instoomt
he/she/it does
instomen
we do
instomen
you all do
instomen
they do
Past bijzin tense
instoomde
I did
instoomde
you did
instoomde
he/she/it did
instoomden
we did
instoomden
you all did
instoomden
they did
Future bijzin tense
zal instomen
I will do
zult instomen
you will do
zal instomen
he/she/it will do
zullen instomen
we will do
zullen instomen
you all will do
zullen instomen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou instomen
I would do
zou instomen
you would do
zou instomen
he/she/it would do
zouden instomen
we would do
zouden instomen
you all would do
zouden instomen
they would do
Subjunctive bijzin mood
instome
I do
instome
you do
instome
he/she/it do
instome
we do
instome
you all do
instome
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stoom in
do
stoomt in
do

Examples of instomen

Waarom is er zo veel stoom in zo'n kamer?

Why do they put so much steam in there?

Beneden, zit te stomen in de auto.

Oh, he's downstairs, steaming in the car.

Kunt u dat stomen in plaats van grillen? Ik wil geen rauwe dingen in mijn eten.

Can you steam that instead of grilling I don't want any crudamites in my food.