Doorstoken (to do) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of doorstoken

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
stook door
I do
stookt door
you do
stookt door
he/she/it does
stoken door
we do
stoken door
you all do
stoken door
they do
Present perfect tense
heb doorgestookt
I have done
hebt doorgestookt
you have done
heeft doorgestookt
he/she/it has done
hebben doorgestookt
we have done
hebben doorgestookt
you all have done
hebben doorgestookt
they have done
Past tense
stookte door
I did
stookte door
you did
stookte door
he/she/it did
stookten door
we did
stookten door
you all did
stookten door
they did
Future tense
zal doorstoken
I will do
zult doorstoken
you will do
zal doorstoken
he/she/it will do
zullen doorstoken
we will do
zullen doorstoken
you all will do
zullen doorstoken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou doorstoken
I would do
zou doorstoken
you would do
zou doorstoken
he/she/it would do
zouden doorstoken
we would do
zouden doorstoken
you all would do
zouden doorstoken
they would do
Subjunctive mood
stoke door
I do
stoke door
you do
stoke door
he/she/it do
stoke door
we do
stoke door
you all do
stoke door
they do
Past perfect tense
had doorgestookt
I had done
had doorgestookt
you had done
had doorgestookt
he/she/it had done
hadden doorgestookt
we had done
hadden doorgestookt
you all had done
hadden doorgestookt
they had done
Future perf.
zal doorgestookt hebben
I will have done
zal doorgestookt hebben
you will have done
zal doorgestookt hebben
he/she/it will have done
zullen doorgestookt hebben
we will have done
zullen doorgestookt hebben
you all will have done
zullen doorgestookt hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou doorgestookt hebben
I would have done
zou doorgestookt hebben
you would have done
zou doorgestookt hebben
he/she/it would have done
zouden doorgestookt hebben
we would have done
zouden doorgestookt hebben
you all would have done
zouden doorgestookt hebben
they would have done
Present bijzin tense
doorstook
I do
doorstookt
you do
doorstookt
he/she/it does
doorstoken
we do
doorstoken
you all do
doorstoken
they do
Past bijzin tense
doorstookte
I did
doorstookte
you did
doorstookte
he/she/it did
doorstookten
we did
doorstookten
you all did
doorstookten
they did
Future bijzin tense
zal doorstoken
I will do
zult doorstoken
you will do
zal doorstoken
he/she/it will do
zullen doorstoken
we will do
zullen doorstoken
you all will do
zullen doorstoken
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou doorstoken
I would do
zou doorstoken
you would do
zou doorstoken
he/she/it would do
zouden doorstoken
we would do
zouden doorstoken
you all would do
zouden doorstoken
they would do
Subjunctive bijzin mood
doorstoke
I do
doorstoke
you do
doorstoke
he/she/it do
doorstoke
we do
doorstoke
you all do
doorstoke
they do
Du
Ihr
Imperative mood
stook door
do
stookt
do

Examples of doorstoken

Example in DutchTranslation in English
Het is doorstoken kaart!It's a double-cross!
Iets over doorstoken kaart.Something about a double-cross.
Ja, tot en met het doorstoken roer.Yep. Right down to the spade rudder.
Anders stookt hij die lui tegen ons op.If we don't include him, he'll make our lives hell.
Deze man stookt de haat in dit land op tot het kookpunt.what this man is doing is heating up the hatred in this country to boiling point.
Het is hier vreselijk koud, omdat Greff veel te zuinig stookt.It's dreadfully cold. Greff doesn't give us enough heat.
Hij stookt hier een fik en is elders als het alarm afgaat.He could set a fire downtown and be in Skokie before the first bell.
Iemand zei dat ze in Tooting woont, waar zij niets kan aan doen. Maar ze stookt en moeit zich wel verschrikkelijk.Someone said she lives in Tooting, which she can't help, but she does poke and pry something terrible.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

doorsteken
cut through
doorstomen
do
doorstoten
penetrate
doorsturen
forward

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?