Vastzuigen (to do) conjugation

Dutch

Conjugation of vastzuigen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zuig vast
I do
zuigt vast
you do
zuigt vast
he/she/it does
zuigen vast
we do
zuigen vast
you all do
zuigen vast
they do
Present perfect tense
heb vastgezogen
I have done
hebt vastgezogen
you have done
heeft vastgezogen
he/she/it has done
hebben vastgezogen
we have done
hebben vastgezogen
you all have done
hebben vastgezogen
they have done
Past tense
zoog vast
I did
zoog vast
you did
zoog vast
he/she/it did
zogen vast
we did
zogen vast
you all did
zogen vast
they did
Future tense
zal vastzuigen
I will do
zult vastzuigen
you will do
zal vastzuigen
he/she/it will do
zullen vastzuigen
we will do
zullen vastzuigen
you all will do
zullen vastzuigen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou vastzuigen
I would do
zou vastzuigen
you would do
zou vastzuigen
he/she/it would do
zouden vastzuigen
we would do
zouden vastzuigen
you all would do
zouden vastzuigen
they would do
Subjunctive mood
zuige vast
I do
zuige vast
you do
zuige vast
he/she/it do
zuige vast
we do
zuige vast
you all do
zuige vast
they do
Past perfect tense
had vastgezogen
I had done
had vastgezogen
you had done
had vastgezogen
he/she/it had done
hadden vastgezogen
we had done
hadden vastgezogen
you all had done
hadden vastgezogen
they had done
Future perf.
zal vastgezogen hebben
I will have done
zal vastgezogen hebben
you will have done
zal vastgezogen hebben
he/she/it will have done
zullen vastgezogen hebben
we will have done
zullen vastgezogen hebben
you all will have done
zullen vastgezogen hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou vastgezogen hebben
I would have done
zou vastgezogen hebben
you would have done
zou vastgezogen hebben
he/she/it would have done
zouden vastgezogen hebben
we would have done
zouden vastgezogen hebben
you all would have done
zouden vastgezogen hebben
they would have done
Present bijzin tense
vastzuig
I do
vastzuigt
you do
vastzuigt
he/she/it does
vastzuigen
we do
vastzuigen
you all do
vastzuigen
they do
Past bijzin tense
vastzoog
I did
vastzoog
you did
vastzoog
he/she/it did
vastzogen
we did
vastzogen
you all did
vastzogen
they did
Future bijzin tense
zal vastzuigen
I will do
zult vastzuigen
you will do
zal vastzuigen
he/she/it will do
zullen vastzuigen
we will do
zullen vastzuigen
you all will do
zullen vastzuigen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou vastzuigen
I would do
zou vastzuigen
you would do
zou vastzuigen
he/she/it would do
zouden vastzuigen
we would do
zouden vastzuigen
you all would do
zouden vastzuigen
they would do
Subjunctive bijzin mood
vastzuige
I do
vastzuige
you do
vastzuige
he/she/it do
vastzuige
we do
vastzuige
you all do
vastzuige
they do
Du
Ihr
Imperative mood
zuig vast
do
zuigt vast
do

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?