Uitwalsen (to roll) conjugation

Dutch

Conjugation of uitwalsen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
wals uit
I roll
walst uit
you roll
walst uit
he/she/it rolls
walsen uit
we roll
walsen uit
you all roll
walsen uit
they roll
Present perfect tense
heb uitgewalst
I have rolled
hebt uitgewalst
you have rolled
heeft uitgewalst
he/she/it has rolled
hebben uitgewalst
we have rolled
hebben uitgewalst
you all have rolled
hebben uitgewalst
they have rolled
Past tense
walste uit
I rolled
walste uit
you rolled
walste uit
he/she/it rolled
walsten uit
we rolled
walsten uit
you all rolled
walsten uit
they rolled
Future tense
zal uitwalsen
I will roll
zult uitwalsen
you will roll
zal uitwalsen
he/she/it will roll
zullen uitwalsen
we will roll
zullen uitwalsen
you all will roll
zullen uitwalsen
they will roll
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitwalsen
I would roll
zou uitwalsen
you would roll
zou uitwalsen
he/she/it would roll
zouden uitwalsen
we would roll
zouden uitwalsen
you all would roll
zouden uitwalsen
they would roll
Subjunctive mood
walse uit
I roll
walse uit
you roll
walse uit
he/she/it roll
walse uit
we roll
walse uit
you all roll
walse uit
they roll
Past perfect tense
had uitgewalst
I had rolled
had uitgewalst
you had rolled
had uitgewalst
he/she/it had rolled
hadden uitgewalst
we had rolled
hadden uitgewalst
you all had rolled
hadden uitgewalst
they had rolled
Future perf.
zal uitgewalst hebben
I will have rolled
zal uitgewalst hebben
you will have rolled
zal uitgewalst hebben
he/she/it will have rolled
zullen uitgewalst hebben
we will have rolled
zullen uitgewalst hebben
you all will have rolled
zullen uitgewalst hebben
they will have rolled
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgewalst hebben
I would have rolled
zou uitgewalst hebben
you would have rolled
zou uitgewalst hebben
he/she/it would have rolled
zouden uitgewalst hebben
we would have rolled
zouden uitgewalst hebben
you all would have rolled
zouden uitgewalst hebben
they would have rolled
Present bijzin tense
uitwals
I roll
uitwalst
you roll
uitwalst
he/she/it rolls
uitwalsen
we roll
uitwalsen
you all roll
uitwalsen
they roll
Past bijzin tense
uitwalste
I rolled
uitwalste
you rolled
uitwalste
he/she/it rolled
uitwalsten
we rolled
uitwalsten
you all rolled
uitwalsten
they rolled
Future bijzin tense
zal uitwalsen
I will roll
zult uitwalsen
you will roll
zal uitwalsen
he/she/it will roll
zullen uitwalsen
we will roll
zullen uitwalsen
you all will roll
zullen uitwalsen
they will roll
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitwalsen
I would roll
zou uitwalsen
you would roll
zou uitwalsen
he/she/it would roll
zouden uitwalsen
we would roll
zouden uitwalsen
you all would roll
zouden uitwalsen
they would roll
Subjunctive bijzin mood
uitwalse
I roll
uitwalse
you roll
uitwalse
he/she/it roll
uitwalse
we roll
uitwalse
you all roll
uitwalse
they roll
Du
Ihr
Imperative mood
wals uit
roll
walst uit
roll

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitwaaien
do
uitwissen
delete

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'roll':

None found.
Learning languages?