Uitfaden (to do) conjugation

Dutch
1 examples

Conjugation of uitfaden

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
fade uit
I do
fadet uit
you do
fadet uit
he/she/it does
faden uit
we do
faden uit
you all do
faden uit
they do
Present perfect tense
ben uitgefaded
I have done
bent uitgefaded
you have done
is uitgefaded
he/she/it has done
zijn uitgefaded
we have done
zijn uitgefaded
you all have done
zijn uitgefaded
they have done
Past tense
fadede uit
I did
fadede uit
you did
fadede uit
he/she/it did
fadeden uit
we did
fadeden uit
you all did
fadeden uit
they did
Future tense
zal uitfaden
I will do
zult uitfaden
you will do
zal uitfaden
he/she/it will do
zullen uitfaden
we will do
zullen uitfaden
you all will do
zullen uitfaden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou uitfaden
I would do
zou uitfaden
you would do
zou uitfaden
he/she/it would do
zouden uitfaden
we would do
zouden uitfaden
you all would do
zouden uitfaden
they would do
Subjunctive mood
fade uit
I do
fade uit
you do
fade uit
he/she/it do
fade uit
we do
fade uit
you all do
fade uit
they do
Past perfect tense
was uitgefaded
I had done
was uitgefaded
you had done
was uitgefaded
he/she/it had done
waren uitgefaded
we had done
waren uitgefaded
you all had done
waren uitgefaded
they had done
Future perf.
zal uitgefaded zijn
I will have done
zal uitgefaded zijn
you will have done
zal uitgefaded zijn
he/she/it will have done
zullen uitgefaded zijn
we will have done
zullen uitgefaded zijn
you all will have done
zullen uitgefaded zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou uitgefaded zijn
I would have done
zou uitgefaded zijn
you would have done
zou uitgefaded zijn
he/she/it would have done
zouden uitgefaded zijn
we would have done
zouden uitgefaded zijn
you all would have done
zouden uitgefaded zijn
they would have done
Present bijzin tense
uitfade
I do
uitfadet
you do
uitfadet
he/she/it does
uitfaden
we do
uitfaden
you all do
uitfaden
they do
Past bijzin tense
uitfadede
I did
uitfadede
you did
uitfadede
he/she/it did
uitfadeden
we did
uitfadeden
you all did
uitfadeden
they did
Future bijzin tense
zal uitfaden
I will do
zult uitfaden
you will do
zal uitfaden
he/she/it will do
zullen uitfaden
we will do
zullen uitfaden
you all will do
zullen uitfaden
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou uitfaden
I would do
zou uitfaden
you would do
zou uitfaden
he/she/it would do
zouden uitfaden
we would do
zouden uitfaden
you all would do
zouden uitfaden
they would do
Subjunctive bijzin mood
uitfade
I do
uitfade
you do
uitfade
he/she/it do
uitfade
we do
uitfade
you all do
uitfade
they do
Du
Ihr
Imperative mood
fade uit
do
fadet uit
do

Examples of uitfaden

Example in DutchTranslation in English
Niet uitfaden op me nu.Now, don't fade out on me, here.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

uitladen
unload
uitnoden
do
uitreden
drove out

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?