Overhoophalen (to do) conjugation

Dutch
4 examples

Conjugation of overhoophalen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
haal overhoop
I do
haalt overhoop
you do
haalt overhoop
he/she/it does
halen overhoop
we do
halen overhoop
you all do
halen overhoop
they do
Present perfect tense
heb overhoopgehaald
I have done
hebt overhoopgehaald
you have done
heeft overhoopgehaald
he/she/it has done
hebben overhoopgehaald
we have done
hebben overhoopgehaald
you all have done
hebben overhoopgehaald
they have done
Past tense
haalde overhoop
I did
haalde overhoop
you did
haalde overhoop
he/she/it did
haalden overhoop
we did
haalden overhoop
you all did
haalden overhoop
they did
Future tense
zal overhoophalen
I will do
zult overhoophalen
you will do
zal overhoophalen
he/she/it will do
zullen overhoophalen
we will do
zullen overhoophalen
you all will do
zullen overhoophalen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou overhoophalen
I would do
zou overhoophalen
you would do
zou overhoophalen
he/she/it would do
zouden overhoophalen
we would do
zouden overhoophalen
you all would do
zouden overhoophalen
they would do
Subjunctive mood
hale overhoop
I do
hale overhoop
you do
hale overhoop
he/she/it do
hale overhoop
we do
hale overhoop
you all do
hale overhoop
they do
Past perfect tense
had overhoopgehaald
I had done
had overhoopgehaald
you had done
had overhoopgehaald
he/she/it had done
hadden overhoopgehaald
we had done
hadden overhoopgehaald
you all had done
hadden overhoopgehaald
they had done
Future perf.
zal overhoopgehaald hebben
I will have done
zal overhoopgehaald hebben
you will have done
zal overhoopgehaald hebben
he/she/it will have done
zullen overhoopgehaald hebben
we will have done
zullen overhoopgehaald hebben
you all will have done
zullen overhoopgehaald hebben
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou overhoopgehaald hebben
I would have done
zou overhoopgehaald hebben
you would have done
zou overhoopgehaald hebben
he/she/it would have done
zouden overhoopgehaald hebben
we would have done
zouden overhoopgehaald hebben
you all would have done
zouden overhoopgehaald hebben
they would have done
Present bijzin tense
overhoophaal
I do
overhoophaalt
you do
overhoophaalt
he/she/it does
overhoophalen
we do
overhoophalen
you all do
overhoophalen
they do
Past bijzin tense
overhoophaalde
I did
overhoophaalde
you did
overhoophaalde
he/she/it did
overhoophaalden
we did
overhoophaalden
you all did
overhoophaalden
they did
Future bijzin tense
zal overhoophalen
I will do
zult overhoophalen
you will do
zal overhoophalen
he/she/it will do
zullen overhoophalen
we will do
zullen overhoophalen
you all will do
zullen overhoophalen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou overhoophalen
I would do
zou overhoophalen
you would do
zou overhoophalen
he/she/it would do
zouden overhoophalen
we would do
zouden overhoophalen
you all would do
zouden overhoophalen
they would do
Subjunctive bijzin mood
overhoophale
I do
overhoophale
you do
overhoophale
he/she/it do
overhoophale
we do
overhoophale
you all do
overhoophale
they do
Du
Ihr
Imperative mood
haal overhoop
do
haalt overhoop
do

Examples of overhoophalen

Example in DutchTranslation in English
Ons leven zo overhoophalen.Turning our lives upside down like this?
We willen je drukke schema niet overhoophalen.Because we don't want to interrupt your busy schedule, Nurse Stein.
Zodra ik hier weg ben, laat jij zelf het huis overhoophalen.Right, like the minute I'm out of here, you're not gonna have contractors downstairs tearing apart the walls.
Ik weet dat ik haar leven overhoophaalde, maar dat was niet de bedoeling.I know that I messed up her life. But I didn't mean to.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opwroeten
do
opzadelen
saddle up
overbelichten
overexpose
overbrengen
convey
overeenbrengen
reconcile with
overhangen
do
overhoopgooien
turn upside down
overhoopliggen
be in a mess
overhoopsteken
stab
overplaatsen
transfer

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.
Learning languages?