Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opstormen (to do) conjugation

Dutch
8 examples

Conjugation of opstormen

Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
storm op
I do
stormt op
you do
stormt op
he/she/it does
stormen op
we do
stormen op
you all do
stormen op
they do
Present perfect tense
ben opgestormd
I have done
bent opgestormd
you have done
is opgestormd
he/she/it has done
zijn opgestormd
we have done
zijn opgestormd
you all have done
zijn opgestormd
they have done
Past tense
stormde op
I did
stormde op
you did
stormde op
he/she/it did
stormden op
we did
stormden op
you all did
stormden op
they did
Future tense
zal opstormen
I will do
zult opstormen
you will do
zal opstormen
he/she/it will do
zullen opstormen
we will do
zullen opstormen
you all will do
zullen opstormen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opstormen
I would do
zou opstormen
you would do
zou opstormen
he/she/it would do
zouden opstormen
we would do
zouden opstormen
you all would do
zouden opstormen
they would do
Subjunctive mood
storme op
I do
storme op
you do
storme op
he/she/it do
storme op
we do
storme op
you all do
storme op
they do
Past perfect tense
was opgestormd
I had done
was opgestormd
you had done
was opgestormd
he/she/it had done
waren opgestormd
we had done
waren opgestormd
you all had done
waren opgestormd
they had done
Future perf.
zal opgestormd zijn
I will have done
zal opgestormd zijn
you will have done
zal opgestormd zijn
he/she/it will have done
zullen opgestormd zijn
we will have done
zullen opgestormd zijn
you all will have done
zullen opgestormd zijn
they will have done
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgestormd zijn
I would have done
zou opgestormd zijn
you would have done
zou opgestormd zijn
he/she/it would have done
zouden opgestormd zijn
we would have done
zouden opgestormd zijn
you all would have done
zouden opgestormd zijn
they would have done
Present bijzin tense
opstorm
I do
opstormt
you do
opstormt
he/she/it does
opstormen
we do
opstormen
you all do
opstormen
they do
Past bijzin tense
opstormde
I did
opstormde
you did
opstormde
he/she/it did
opstormden
we did
opstormden
you all did
opstormden
they did
Future bijzin tense
zal opstormen
I will do
zult opstormen
you will do
zal opstormen
he/she/it will do
zullen opstormen
we will do
zullen opstormen
you all will do
zullen opstormen
they will do
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opstormen
I would do
zou opstormen
you would do
zou opstormen
he/she/it would do
zouden opstormen
we would do
zouden opstormen
you all would do
zouden opstormen
they would do
Subjunctive bijzin mood
opstorme
I do
opstorme
you do
opstorme
he/she/it do
opstorme
we do
opstorme
you all do
opstorme
they do
Du
Ihr
Imperative mood
storm op
do
stormt op
do

Examples of opstormen

Example in DutchTranslation in English
En de hele nacht wilde ik de trappen opstormen... en op je deur bonzen tot je open deed.And all through the night I wanted to rush up the stairs and hammer on your door until you opened.
Als een grote storm op komst is... kunnen ze sommige satellieten uitschakelen... zodat de storm geen kortsluiting veroorzaakt... of andere schade toebrengt.When there's a big space storm coming, they'll actually put some of their satellites to sleep, so that the storm doesn't cause an electrical short or otherwise somehow knock out the satellite.
Als hun knikkerpaar opspeelt, steekt er storm op en daar hou ik niet van.When he starts throwing peanuts at my head, that's the storm warning. I don't like it !
Als je niks te doen hebt, ga dan naar beneden en kijk naar de storm op het weernetwerk.If you don't have anything else to do, go on downstairs and watch the storm on the weather network.
De dader wist dat de dochter van een FBI-agent ontvoeren een storm op hem neer zou laten.The unsub knew that grabbing an FBI agent's daughter would bring a firestorm down upon him.
Er is een storm op komst, Rechercheur, En ik weet niet wie dan ook deze stad droog kan houden.There's a storm coming, Detective, and I don't know of any umbrella that's gonna keep this city dry.
Het leven stormt op je af vanuit de duisternis Als dat gebeurt, is er dan iemand in je leven op wie je kunt rekenen? Kom op, Peyton, je kunt het.Life comes rushing at you from out of the darkness, and when it does, is there someone in your life you can count on?
Ik wil niet dat die stormen op een bevolkt gebied neerkomen.I don't need these storms hitting a populated area.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afstormen
rush
bestormen
storm
instormen
do
opstemmen
do
opstoppen
choke

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.