Etymology
Blog
Etymology Blog

Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Opsnorren (to rummage) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
snor op
snort op
snort op
snorren op
snorren op
snorren op
Present perfect tense
heb opgesnord
hebt opgesnord
heeft opgesnord
hebben opgesnord
hebben opgesnord
hebben opgesnord
Past tense
snorde op
snorde op
snorde op
snorden op
snorden op
snorden op
Future tense
zal opsnorren
zult opsnorren
zal opsnorren
zullen opsnorren
zullen opsnorren
zullen opsnorren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou opsnorren
zou opsnorren
zou opsnorren
zouden opsnorren
zouden opsnorren
zouden opsnorren
Subjunctive mood
snorre op
snorre op
snorre op
snorre op
snorre op
snorre op
Past perfect tense
had opgesnord
had opgesnord
had opgesnord
hadden opgesnord
hadden opgesnord
hadden opgesnord
Future perf.
zal opgesnord hebben
zal opgesnord hebben
zal opgesnord hebben
zullen opgesnord hebben
zullen opgesnord hebben
zullen opgesnord hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou opgesnord hebben
zou opgesnord hebben
zou opgesnord hebben
zouden opgesnord hebben
zouden opgesnord hebben
zouden opgesnord hebben
Present bijzin tense
opsnor
opsnort
opsnort
opsnorren
opsnorren
opsnorren
Past bijzin tense
opsnorde
opsnorde
opsnorde
opsnorden
opsnorden
opsnorden
Future bijzin tense
zal opsnorren
zult opsnorren
zal opsnorren
zullen opsnorren
zullen opsnorren
zullen opsnorren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou opsnorren
zou opsnorren
zou opsnorren
zouden opsnorren
zouden opsnorren
zouden opsnorren
Subjunctive bijzin mood
opsnorre
opsnorre
opsnorre
opsnorre
opsnorre
opsnorre
Du
Ihr
Imperative mood
snor op
snort op

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afsnorren
do
opsjorren
do
opsnoepen
consume valuable family
opsperren
do

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

opgooien
toss
opschilderen
paint anew
opschudden
shake up
opsjorren
do
opsjouwen
do
opslaan
save
opsmullen
do
opsnoepen
consume valuable family
opsnuffelen
sniff
opsnuiven
sniff

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'rummage':

None found.