Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Laven (to refresh) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
laaf
laaft
laaft
laven
laven
laven
Present perfect tense
heb gelaafd
hebt gelaafd
heeft gelaafd
hebben gelaafd
hebben gelaafd
hebben gelaafd
Past tense
laafde
laafde
laafde
laafden
laafden
laafden
Future tense
zal laven
zult laven
zal laven
zullen laven
zullen laven
zullen laven
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou laven
zou laven
zou laven
zouden laven
zouden laven
zouden laven
Subjunctive mood
lave
lave
lave
lave
lave
lave
Past perfect tense
had gelaafd
had gelaafd
had gelaafd
hadden gelaafd
hadden gelaafd
hadden gelaafd
Future perf.
zal gelaafd hebben
zal gelaafd hebben
zal gelaafd hebben
zullen gelaafd hebben
zullen gelaafd hebben
zullen gelaafd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gelaafd hebben
zou gelaafd hebben
zou gelaafd hebben
zouden gelaafd hebben
zouden gelaafd hebben
zouden gelaafd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
laaf
laaft

Examples of laven

Example in DutchTranslation in English
Ik heb iets meegenomen om je te laven en te verkwikken.Grandpa comes to see you and bring you some refreshment.
De vrijheidsboom dient gelaafd te worden met het bloed van patriotten en tirannen.The Tree of Liberty must be refreshed with the blood of patriots and tyrants. Right.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

beven
tremble
doven
extinguish
erven
inherit
geven
give
hoven
do
hyven
do
laden
load
laken
do
laten
have
legen
empty
leken
do
lemen
clay
lenen
borrow
leren
learn
leven
live

Similar but longer

laveren
tack
slaven
slave

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'refresh':

None found.