Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Hagelen (to hail) conjugation

Dutch
6 examples
Hij/Zij/Het
Present tense
hagelt
Present perfect tense
heeft gehageld
Past tense
hagelde
Future tense
zal hagelen
Hij/Zij/Het
Conditional mood
zou hagelen
Subjunctive mood
hagele
Past perfect tense
had gehageld
Future perf.
zal gehageld hebben
Hij/Zij/Het
Conditional perfect tense
zou gehageld hebben
Du
Ihr
Imperative mood
-
-

Examples of hagelen

Example in DutchTranslation in English
Direct nadat we vertrokken regende het en daarna begon het te hagelen, en het idee was dat we hier zouden stoppen voor een uur of twee en wat opnames maken.Just after we set off it started raining, then it started hailing, um, and the idea had been that we'd stop here for an hour or two and do some shots, but as you can probably see,
Gelukkig voor mij, stopte het met hagelen, toen ik de garage binnenreed.Lucky for me, the hailstones stopped just as I pulled into the garage.
Het gaat vanmiddag hagelen.It's gonna hail this afternoon.
Hij zei dat de Seahawks zouden winnen met 19 - 13 dat het morgen gaat hagelen en dat ik volgende week donderdag sterf.He said the Seahawks were going to win, 1 9-1 3, that tomorrow, it's going to hail, and next Thursday, I'm going to die.
Ik ga naar huis voordat 't gaat hagelen.We have more time. No, l, uh- l'm gonna go home before this hail starts.
Zien waar het hagelde in Rockland County en dan de plek zoeken waar je twee babyzebra's kunt verzorgen.Figure out where it hailed in Rockland County, and then see if you can find a place where you could keep a couple of baby zebras.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

hekelen
denounce
hemelen
do
hevelen
siphon
kegelen
bowl
kogelen
do
nagelen
nail
pegelen
do
regelen
arrange
vogelen
practice
zegelen
seal

Similar but longer

Not found
We have none.

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'hail':

None found.