Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Commanderen (to be in command) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
commandeer
commandeert
commandeert
commanderen
commanderen
commanderen
Present perfect tense
heb gecommandeerd
hebt gecommandeerd
heeft gecommandeerd
hebben gecommandeerd
hebben gecommandeerd
hebben gecommandeerd
Past tense
commandeerde
commandeerde
commandeerde
commandeerden
commandeerden
commandeerden
Future tense
zal commanderen
zult commanderen
zal commanderen
zullen commanderen
zullen commanderen
zullen commanderen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou commanderen
zou commanderen
zou commanderen
zouden commanderen
zouden commanderen
zouden commanderen
Subjunctive mood
commandere
commandere
commandere
commandere
commandere
commandere
Past perfect tense
had gecommandeerd
had gecommandeerd
had gecommandeerd
hadden gecommandeerd
hadden gecommandeerd
hadden gecommandeerd
Future perf.
zal gecommandeerd hebben
zal gecommandeerd hebben
zal gecommandeerd hebben
zullen gecommandeerd hebben
zullen gecommandeerd hebben
zullen gecommandeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecommandeerd hebben
zou gecommandeerd hebben
zou gecommandeerd hebben
zouden gecommandeerd hebben
zouden gecommandeerd hebben
zouden gecommandeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
commandeer
commandeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

afcommanderen
do
opcommanderen
do
recommanderen
commend

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'be in command':

None found.