Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Competiteren (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
competiteer
competiteert
competiteert
competiteren
competiteren
competiteren
Present perfect tense
heb gecompetiteerd
hebt gecompetiteerd
heeft gecompetiteerd
hebben gecompetiteerd
hebben gecompetiteerd
hebben gecompetiteerd
Past tense
competiteerde
competiteerde
competiteerde
competiteerden
competiteerden
competiteerden
Future tense
zal competiteren
zult competiteren
zal competiteren
zullen competiteren
zullen competiteren
zullen competiteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou competiteren
zou competiteren
zou competiteren
zouden competiteren
zouden competiteren
zouden competiteren
Subjunctive mood
competitere
competitere
competitere
competitere
competitere
competitere
Past perfect tense
had gecompetiteerd
had gecompetiteerd
had gecompetiteerd
hadden gecompetiteerd
hadden gecompetiteerd
hadden gecompetiteerd
Future perf.
zal gecompetiteerd hebben
zal gecompetiteerd hebben
zal gecompetiteerd hebben
zullen gecompetiteerd hebben
zullen gecompetiteerd hebben
zullen gecompetiteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecompetiteerd hebben
zou gecompetiteerd hebben
zou gecompetiteerd hebben
zouden gecompetiteerd hebben
zouden gecompetiteerd hebben
zouden gecompetiteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
competiteer
competiteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

casseren
carpool
centreren
centre
chanteren
blackmail
charmeren
charm
colporteren
peddle
communiceren
do
competeren
compensate
compileren
compile
computeriseren
computerize
configureren
do

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.