Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Compacteren (to compact) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
compacteer
compacteert
compacteert
compacteren
compacteren
compacteren
Present perfect tense
heb gecompacteerd
hebt gecompacteerd
heeft gecompacteerd
hebben gecompacteerd
hebben gecompacteerd
hebben gecompacteerd
Past tense
compacteerde
compacteerde
compacteerde
compacteerden
compacteerden
compacteerden
Future tense
zal compacteren
zult compacteren
zal compacteren
zullen compacteren
zullen compacteren
zullen compacteren
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou compacteren
zou compacteren
zou compacteren
zouden compacteren
zouden compacteren
zouden compacteren
Subjunctive mood
compactere
compactere
compactere
compactere
compactere
compactere
Past perfect tense
had gecompacteerd
had gecompacteerd
had gecompacteerd
hadden gecompacteerd
hadden gecompacteerd
hadden gecompacteerd
Future perf.
zal gecompacteerd hebben
zal gecompacteerd hebben
zal gecompacteerd hebben
zullen gecompacteerd hebben
zullen gecompacteerd hebben
zullen gecompacteerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou gecompacteerd hebben
zou gecompacteerd hebben
zou gecompacteerd hebben
zouden gecompacteerd hebben
zouden gecompacteerd hebben
zouden gecompacteerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
compacteer
compacteert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

completeren
complement
composteren
do
contacteren
contact

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

bubbelen
do
centraliseren
centralize
centreren
centre
commentariëren
commentate
commuteren
commute
compareren
compact
computeren
work at the computer
conditioneren
stipulate
conferencen
do
consacreren
consecrate

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'compact':

None found.