Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Attraperen (to do) conjugation

Dutch
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
attrapeer
attrapeert
attrapeert
attraperen
attraperen
attraperen
Present perfect tense
heb geattrapeerd
hebt geattrapeerd
heeft geattrapeerd
hebben geattrapeerd
hebben geattrapeerd
hebben geattrapeerd
Past tense
attrapeerde
attrapeerde
attrapeerde
attrapeerden
attrapeerden
attrapeerden
Future tense
zal attraperen
zult attraperen
zal attraperen
zullen attraperen
zullen attraperen
zullen attraperen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou attraperen
zou attraperen
zou attraperen
zouden attraperen
zouden attraperen
zouden attraperen
Subjunctive mood
attrapere
attrapere
attrapere
attrapere
attrapere
attrapere
Past perfect tense
had geattrapeerd
had geattrapeerd
had geattrapeerd
hadden geattrapeerd
hadden geattrapeerd
hadden geattrapeerd
Future perf.
zal geattrapeerd hebben
zal geattrapeerd hebben
zal geattrapeerd hebben
zullen geattrapeerd hebben
zullen geattrapeerd hebben
zullen geattrapeerd hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou geattrapeerd hebben
zou geattrapeerd hebben
zou geattrapeerd hebben
zouden geattrapeerd hebben
zouden geattrapeerd hebben
zouden geattrapeerd hebben
Du
Ihr
Imperative mood
attrapeer
attrapeert

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

Not found
We have none.

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afzwemmen
do
agiteren
abet
alloceren
allocate
antidateren
antedate
appreciëren
appreciate
atrofiëren
atrophy
attesteren
attest
attribueren
do
balanceren
balance
banen
work way through

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.