Speak any language with confidence

Take our quick quiz to start your journey to fluency today!

Get started

Afzwemmen (to do) conjugation

Dutch
2 examples
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Present tense
zwem af
zwemt af
zwemt af
zwemmen af
zwemmen af
zwemmen af
Present perfect tense
heb afgezwommen
hebt afgezwommen
heeft afgezwommen
hebben afgezwommen
hebben afgezwommen
hebben afgezwommen
Past tense
zwom af
zwom af
zwom af
zwommen af
zwommen af
zwommen af
Future tense
zal afzwemmen
zult afzwemmen
zal afzwemmen
zullen afzwemmen
zullen afzwemmen
zullen afzwemmen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional mood
zou afzwemmen
zou afzwemmen
zou afzwemmen
zouden afzwemmen
zouden afzwemmen
zouden afzwemmen
Subjunctive mood
zwemme af
zwemme af
zwemme af
zwemme af
zwemme af
zwemme af
Past perfect tense
had afgezwommen
had afgezwommen
had afgezwommen
hadden afgezwommen
hadden afgezwommen
hadden afgezwommen
Future perf.
zal afgezwommen hebben
zal afgezwommen hebben
zal afgezwommen hebben
zullen afgezwommen hebben
zullen afgezwommen hebben
zullen afgezwommen hebben
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional perfect tense
zou afgezwommen hebben
zou afgezwommen hebben
zou afgezwommen hebben
zouden afgezwommen hebben
zouden afgezwommen hebben
zouden afgezwommen hebben
Present bijzin tense
afzwem
afzwemt
afzwemt
afzwemmen
afzwemmen
afzwemmen
Past bijzin tense
afzwom
afzwom
afzwom
afzwommen
afzwommen
afzwommen
Future bijzin tense
zal afzwemmen
zult afzwemmen
zal afzwemmen
zullen afzwemmen
zullen afzwemmen
zullen afzwemmen
Ik
Jij/Je/U
Hij/Zij/Het
Wij/We
Jullie
Zij
Conditional bijzin mood
zou afzwemmen
zou afzwemmen
zou afzwemmen
zouden afzwemmen
zouden afzwemmen
zouden afzwemmen
Subjunctive bijzin mood
afzwemme
afzwemme
afzwemme
afzwemme
afzwemme
afzwemme
Du
Ihr
Imperative mood
zwem af
zwemt af

Examples of afzwemmen

Example in DutchTranslation in English
Als je de rivier afzwemt, schieten ze je zeker dood.Swim down the river, they'll shoot you for sure.
Het zou een eer zijn om zo'n talentvolle actrice te zien omgaan met de waterpokken van mijn zoon, en Pauls rugbyblessure op Memorial Day in '97, en mijn broer die naakt de Mississippi afzwemt.- Whoa. - It would be... An honor to have such a talented actress, you know, deal with my son's second-grade chicken pox, and Paul's Memorial Day '97 rugby concussion, and my brother trying to swim down the Mississippi naked.

More Dutch verbs

Related

Not found
We have none.

Similar

afklemmen
disconnect
afstemmen
tune
afzwenken
do
afzwerven
do
inzwemmen
warm up

Similar but longer

Not found
We have none.

Random

afwinden
unwind
afzeven
do
afzoden
do
afzonderen
segregate
afzuigen
suction
afzwakken
attenuate
afzwenken
do
afzwepen
do
ambiëren
aspire to
amuseren
amuse

Other Dutch verbs with the meaning similar to 'do':

None found.